Tom schrijft

‘’Jingle bells, jingle bells, jingle all the way.’’ Het ritme van dit kerstliedje danst op het geluid van de regen dat tegen het raam tikt. Ik kijk naar de wedstrijd tussen FC Utrecht en Ajax via mijn laptop. De kerstverlichting versiert de woonkamer en ik haal mijn tweede kopje koffie van de dag uit de keuken. Terwijl ik weer lekker op de bank ga liggen, zie ik op televisie dat Vincent van der Voort moet spelen op het WK Darts. Zo kom ik mijn vrije zondag wel door, denk ik.

Als Dusan Tadic vanaf de penaltystip de 0-2 binnenschiet lig ik nog relaxter. Ik heb een luie zondag en bedenk me dan dat het jaar alweer bijna voorbij is. Het jaar waarin ik mijn eigen bedrijfje ‘Tom schrijft’ ben begonnen en dat zal toch altijd een beetje speciaal blijven. Ik knijp mijn billetjes nog even bij elkaar als FC Utrecht 1-2 maakt en op zoek gaat naar de gelijkmaker, maar dat blijkt onnodig want Frenkie de Jong maakt in de slotfase namens Ajax de 1-3.

Het WK Darts zit er ondertussen op voor Vincent van der Voort die zijn meerdere heeft moeten erkennen in Chris Dobey. Het begint ook steeds harder te regenen. Ik laat de hond uit en merk dat een paraplu geen overbodige luxe was geweest. Ik schenk bij terugkomst wat water voor de viervoeter in en schotel hem een bakje voer voor. Als hij het allemaal naar binnen heeft geschrokt komt hij content bij me liggen.
De samenvattingen van de eredivisie staan op het punt van beginnen. Het is het laatste voetbalweekend voor de winterstop. Er staan vier voetballoze weekendjes op het programma, maar gelukkig voetballen ze in Engeland wel. Daar is namelijk Boxing Day al jaren een bekend fenomeen en dat maakt Tweede Kerstdag toch een stuk draaglijker.

Ik hoop desalniettemin dat de regen stiekem nog zal veranderen in een beetje sneeuw, zodat we kunnen genieten van een witte kerst. Mocht dat niet het geval zijn, geniet dan vooral van het heerlijke eten, de gezelligheid en alle kerstliedjes die grijs worden gedraaid op de radio. Als zelfs dat niet lukt is er gelukkig altijd nog een speelronde in de Premier League.

Ik wil tot slot al mijn lezers, via deze weg, fijne feestdagen en een prettige jaarwisseling wensen. Tom schrijft en blijft schrijven. Op naar een succesvol 2019!

Anderhalf uur heb ik in de bus gezeten voor de competitiewedstrijd met Heerde, of all fucking places. We moeten winnen om aansluiting te houden met de top van de ranglijst. Als ik om me heen kijk zie ik een tribune met geelzwarte stoeltjes, achter ons doel staan vijftien ouderen die het voetbal hebben uitgevonden en ik zie een kantinegebouw waar de sfeer van een begrafenisonderneming omheen hangt. Het zonnetje schijnt nog als we beginnen, maar gedurende de eerste helft kletteren de hagelstenen en regendruppels op ons neer. Daar sta ik dan met mijn goeie gedrag. Gevoelstemperatuurtje -12 en een lekker kort broekje aan. De gure wind snijdt langs mijn snotneusje. Wat een hobby.

Dinsdagavondtraining. Sokkies aan, schoentjes aan en gaan. Geen handschoenen natuurlijk, want dat is voor aanstellers. Ons trainingsveld is niet om over naar huis te schrijven. Varkens zouden er zich geweldig in kunnen vermaken, maar een bal zonder stuiter aanspelen is vrijwel onmogelijk. Ik ben al een aantal keren door de draaimolen gekomen in de rondo, als ik duizelig aan het positiespel begin. De training verloopt verder redelijk, maar dan wordt duidelijk dat we sprintjes moeten gaan trekken. Daar heb ik toch wel zo’n gruwelijke hekel aan. Met frisse tegenzin werk ik ze af. Wat een hobby.

Ik denk dat ik het ergste van de dinsdagavond dan wel gehad heb. Aan het einde spelen we nog partijtjes scherp. Op zich leuk, maar de doelen staan nog niet op de juiste plek. Het doel dat ik met mijn teampje moet tillen staat twee velden verderop. Drie teamgenoten en ik lopen erop af en op dat moment krijg ik spijt. Die handschoentjes waren misschien toch wel handig geweest. Ik sjouw met ijskoude handen het doel van de ene kant naar de andere kant van het complex. Wat een hobby.

De wedstrijd tegen Heerde gaat op zich redelijk. We creëren de mooiste kansen op een doelpunt en zijn eigenlijk de gehele wedstrijd de bovenliggende partij. Totdat het noodlot in de absolute slotfase genadeloos toeslaat. Eén fucking counter spelen ze uit en wordt gepromoveerd tot doelpunt. Na negentig minuten zit ik doorweekt, verkleumd en puntloos in een kleedkamer in Gelderland. Ik vloek nog wat en besef me dan dat we ook nog anderhalf uur in de bus terug naar Valthermond moeten. Wat een hobby.

Is het al winterstop?

Het begin van de meest sfeervolle maand hebben we alweer achter de rug. De goedheiligman is de deur uit en de eerste kerstverlichting hangt in de tuinen. De tijd om eens flink uit te pakken met lekker eten en cadeautjes. Vooral het samenzijn met de familie wordt uitgebreid gevierd, maar wat als je familie hier niet is? Wat als je vader, moeder en zusjes niet meer leven en als je niet weet of je vrouw en broertjes nog leven? Het is niet voor iedereen vanzelfsprekend om een fijne kerst te hebben.

Er is in de media vaak aandacht voor de gelukzoekers die winkels leegroven of een garagebox van een nietsvermoedende Nederlandse burger als slaapplaats beschouwen. Het verhaal achter de échte vluchteling wordt echter nauwelijks belicht. Met kerst in het vizier moet hier ook aandacht aan worden besteed. Er zitten namelijk ook mensen tussen die een toegevoegde waarde hebben voor Nederland. Hieronder lees je het verhaal van Sheku, die onder de laatste categorie valt.

Zijn lach is bijna net zo breed als het stuur van de fiets waarop hij aankomt. Het is Sheku Turay, een goedlachse, vijfentwintigjarige Sierra Leoner. Hij is krantenbezorger in Stadskanaal en maatje van eenzame ouderen in Parkheem. Hij loopt geregeld met de ouderen door het park en probeert zo zijn Nederlands te verbeteren. Hij werkt hard, klaagt niet en is sportief. Hij is lid van hardloopvereniging De Runners en valt gaandeweg op door zijn drive en vrolijkheid. Hij komt door weer en wind en altijd met die alleszeggende lach opdraven op de training. Hij wekt daarmee de sympathie van een aantal mensen. Zij proberen zijn leven in Nederland zo verdraagzaam mogelijk te maken en dat lukt aardig. Hij heeft het naar zijn zin en voelt zich voor het eerst sinds een lange tijd weer een beetje thuis, maar daar heeft hij wel erg veel voor moeten doorstaan. Het begint allemaal vijf jaar geleden in Sierra Leone.

Alles achterlaten

Het is 2013. Ik ben negentien jaar en ik leid een goed leven in Sierra Leone. Ik werk op het land van mijn vader en ben uitgehuwelijkt. Op een gegeven moment komen er zakenmensen bij mijn vader op bezoek. Ze geven aan dat er diamant in het land te vinden is en willen mijnen. Mijn vader accepteert het voorstel, maar de buurman is daar niet van gediend en lokt mijn vader in de val. Op een dag pluk ik nog wat fruit voor mijn moeder die het avondeten aan het bereiden is. Ik zie dan dat mijn vader, door de buurman en een aantal onbekenden, wordt begeleid naar een afgelegen plek. Ik vertrouw het niet en besluit ze te volgen. Als ze stoppen, schuil ik achter een fruitboom. Een seconde later word ik verblind door de glinstering van een bijl. Ik zie vervolgens hoe er wordt ingehakt op mijn vader totdat hij niet meer beweegt. ‘’Where is the son?! Find the son!’’, wordt er geschreeuwd. Ik raak in paniek en ren voor mijn leven. In allerijl laat ik alles achter.

Opgepakt in Algerije

Via Guinea, Mali, Burkina Faso en Niger kom ik uiteindelijk in Algerije terecht. Daar word ik opgepakt omdat ik me niet kan legitimeren. Eén van de politieagenten is wel eens in Sierra Leone geweest en ik vertel hem mijn situatie. De agent besluit te helpen en neemt me na zijn dienst mee naar de stad. Hij zegt dat ik naar de ambassade moet gaan en geeft me nog een geldbedrag mee. Ik stap uit op een drukke plek en tel het geld nog eens na. Ik pak een taxi, maar dat blijkt een verkeerde keuze. Waarschijnlijk heeft de taxichauffeur gezien dat ik mijn geld aan het tellen was, want in een donkere steeg slaat hij me met een hard voorwerp bewusteloos en berooft me van het geld dat ik van de agent had gekregen.

Gekidnapt in Libië

Ik word wakker in een woonkamer van een Arabische familie. De vrouw heeft me gevonden op straat en meegenomen naar huis. De man des huizes heeft een bouwbedrijfje en de tijd dat ik daar verblijf help ik hem met zijn bedrijf. Dat doe ik een tijdje tot de man me vertelt dat hij een klus heeft in Libië. Hij wil dat ik als zijn leerling met hem mee ga. De situatie in Libië is op dat moment echter verre van veilig. Er woedt een burgeroorlog tussen de rebellen, die gesteund worden door de Islamitische Staat, en het Libische Leger. We zijn net over de grens als we door rebellen worden gekidnapt.

Ik word alleen naar een soort gevangenis gebracht. Marteling is er aan de orde van de dag. De rebellen schieten geregeld lukraak in het rond om orde te krijgen. Waar anderen het leven laten als gevolg van één van de vele kogels, heb ik het geluk dat ik ‘maar’ geschampt word. Ik ben daardoor wel voor mijn leven getekend. Op een dag word ik met een hoop kabaal wakker gemaakt. Iedereen die er gevangen zit moet naar de binnenplaats en in rijen op hun knieën zitten. Vervolgens wordt er minutenlang een straal ijskoud water op ons gespoten. Een vriend van me moet ervan hoesten en wordt daarom zonder pardon voor onze ogen doodgeschoten. Bovendien worden er door Libiërs deals gesloten met de rebellen zodat ze goedkope arbeidskrachten in dienst hebben. Zo verlaat ik geregeld in groepsverband de gevangenis om te werken onder toeziend oog van de rebellen. Met de loop van een machinegeweer op me gericht loop ik oneindige afstanden en moet ik onmenselijk werk verrichten. Iemand die klaagt of niet meer kan lopen wordt beschoten met een taser. Als ik één keer écht niet meer kan, word ook ik meerdere malen in mijn been geschoten.

Redster in nood

Ik zit er achttien maanden, maar die voelen als een eeuwigheid. De tijd gaat enorm traag en ik zie de gevangenis steeds voller worden. Op een gegeven moment worden er groepjes uit de gevangenis gehaald voor een ‘wandeling’. Ze keren nooit terug en het gerucht gaat dat ze tijdens de wandeling door de rebellen zijn vermoord. Ik ben bang, want ik weet dat mij hetzelfde te wachten staat. Ik zit in een hoekje van de gevangenis te huilen als er een vrouw bij de gevangenis komt om haar vermiste arbeider te zoeken. Ze ziet me en vraagt wat er aan de hand is. Ik vertel haar wat ik allemaal heb meegemaakt en ze besluit me te helpen. Ze sluit een deal met de rebellen en ik word geruild voor een pak geld. Ik werk een tijdje voor haar totdat de rebellen haar vader vermoorden. De vrouw is bang, want de vader wordt in die contreien als beschermheer van het gezin gezien. Ze besluit te vluchten naar Italië en neemt haar kinderen en mij mee. We stappen in de boot en worden door het Rode Kruis uit de zee geplukt. Eenmaal aan land gekomen scheiden onze wegen doordat het Rode Kruis Arabische mensen en donkere mensen uit elkaar houden. Ik heb mijn redster in nood sindsdien helaas nooit meer gezien en kunnen bedanken. Ik meld mij in Italië aan, maar krijg geen verblijfsvergunning.

Aardverschuiving Sierra Leone

Er is iemand in Italië die een foto van mij op Facebook plaatst in de hoop dat ik contact krijg met mijn familie. Een wonder geschiedt en ik kom via Facebook weer in contact met mijn vrouw. We hebben veel contact en ook spreek ik even mijn moeder weer. Dat doet me heel goed. Het noodlot slaat echter desastreus toe als ik op 14 augustus 2017 via het nieuws hoor over een aardverschuiving in Sierra Leone. Een hoop gebouwen storten in, enorme modderstromen ontstaan en veel mensen verliezen hun leven. Ik hoor ook niets meer van mijn vrouw. Een oude bekende weet mij te vertellen dat mijn zusjes, oom en moeder de natuurramp niet hebben overleefd. Van mijn vrouw en broertjes ontbreken ieder spoor. Tot op de dag van vandaag weet ik niet of zij nog leven.

Naar Nederland

Ik ben inmiddels bijna vijf jaar op de vlucht en besluit dat ik naar Nederland wil. Via Frankrijk en België kom ik aan in de lage landen. Ik meld mij meteen bij de politie en word naar Ter Apel gebracht. Vervolgens plaatsen ze mij in het asielzoekerscentrum in Musselkanaal. Daar hoor ik dat ik onder de Dublinverordening valt. Dat betekent dat ik terug moet naar het land waar ik ben aangekomen in Europa. Italië dus, maar dat wil ik niet. Ik ben daar vreselijk behandeld en mensen in Italië zien vluchtelingen per definitie als slecht persoon en dat ben ik niet. Ik wil graag in Nederland blijven.

Voorbeeld voor de rest

Volgens een aantal mensen die dichtbij Sheku staan is hij juist een verademing voor hun omgeving. Hij heeft geen vooroordeel over mensen en accepteert ze zoals ze zijn. Daarnaast respecteert hij onze normen en waarden en integreert hij snel. ‘’Met zijn positivisme, enthousiasme, leergierigheid en werklust is hij een voorbeeld voor de rest. Zelfs Nederlanders kunnen hier een voorbeeld aan nemen’’, vertelt iemand die met Sheku werkt. Sheku hoopt, met het delen van zijn verhaal, de instanties bij zijn asielaanvraag in 2019 te kunnen overtuigen van het feit dat hij het verdient om het Nederlanderschap te bezitten. Hij heeft namelijk maar één vurige wens. Dat is dat hij volgend jaar kerst mag vieren met zijn Nederlandse vrienden. Zijn nieuwe vrienden die hij als familie beschouwt. De familie die hij heeft verloren in Sierra Leone heeft hij hier weer een beetje teruggevonden. Samen kerst vieren, dat is de hoop en misschien mag Sheku dan de kerstversiering in de tuin hangen.

Het is vrijdagochtend als ik op mijn werk kom en mijn eerste kopje koffie nuttig. Het is vier dagen geleden dat Johan Derksen zich uit heeft gelaten over het feit dat ‘homo’s maar gewoon uit de kast moeten komen’. Niks nieuws zou ik zeggen. Derksen die een opmerking maakt waar iedereen met hele lange tenen, en dat zijn er genoeg in de huidige maatschappij, weer eens over valt.

Dat eerdergenoemde kopje koffie komt bijna weer omhoog als ik vervolgens de column van Thijs Zonneveld in het Algemeen Dagblad lees. Eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik Thijs’ columns graag lees, maar vandaag is dat anders. Hij reageert op de uitspraken van de analyticus en wil daarmee gemakkelijk scoren.

Het is zeker niet allemaal even gepolijst wat er uit de monden van de mannen van VI komt. Waarheid als een koe, maar ik weet zeker dat het overgrote deel van de homoseksuelen in Nederland het niets uitmaakt wat ‘de snor’ of Gijp over hen zegt. Iemand met een beetje gezond verstand weet namelijk dat alles wat men aan die blauwe tafel zegt niet met een korrel, maar met een shovelbak zout genomen moet worden.

Zonneveld valt over het feit dat de mannen van Veronica Inside zich verschuilen achter de term ‘kroegpraat’, bier en borrelnootjes. Lekker makkelijk, volgens Thijs. Ik vind het juist lekker makkelijk van Thijs om zo te reageren. Lekker in lijn van alle VI-critici. Critici die waarschijnlijk nog nooit een voetbalkantine van binnen hebben gezien.

‘’We live in a sensitive world where everybody wants to be a victim’’, zei een Amerikaanse vriend van me ooit en dat is precies hoe ik ernaar kijk. Ik word er zelfs een beetje moe van. Iedereen die zichzelf om het minste of geringste tot slachtoffer bombardeert. Als Derksen het symbool is van de ‘verhuftering’ van de maatschappij, dan is Thijs Zonneveld het symbool van de slachtoffersamenleving.

Ik sprak laatst een opa die een foto wilde maken van zijn kleindochter. Hierop besloot iemand om op de beste man af te stappen en te vertellen dat hij een vieze vent is, die foto’s van kleine meisjes maakt. Als meneer aangeeft dat het zijn kleindochter is, wordt er gereageerd met: ‘Ja ja viespeuk, dat zeggen ze allemaal’. Opa wordt dus als pedofiel afgeschilderd, terwijl hij gewoon een foto van zijn kleindochter wil maken. ‘’Wat moet ik daar nou mee?’’, vraagt de beste man verongelijkt aan mij. Ik kan hem alleen maar zeggen dat het de samenleving is waarin we nu leven en dat hij er weinig aan kan doen. Het baart de oude man en mij wel zorgen.

Ik raad daarom Thijs, en iedereen die over deze kwestie valt, aan om zondagmiddag in een voetbalkantine in de buurt te gaan zitten. Het liefst bij de ouderwetse supporters. Die er elke week zitten en diep in de tweede helft uit de kantine komen zwalken en nog even de laatste paar minuten meepikken om vervolgens weer aan de bar te gaan zitten, een biertje te bestellen en vooral slechte grappen aan elkaar te vertellen. Dat gebeurt namelijk. In vrijwel elke voetbalkantine. Mensen die vooraan lopen in de discussie weten vaak niet eens hoe het er in een voetbalkantine aan toe gaat. Ik loop er meerdere malen per week en kan jullie vertellen dat er daar niet veel anders wordt gesproken als aan de tafel van VI. Essentieel detail daarbij is dat het juist in een voetbalkantine niet uitmaakt of je zwart of wit, dik of dun, hetero of homo bent. Iedereen gaat voor de bijl bij de oude supporters en achteraf? Geen discussie, ruzie of geweld, maar gelach. Met z’n allen.

Leef en laat leven zeg ik altijd. Laat Derksen z’n opmerkinkjes maken, laat homo’s lekker op hun eigen manier uit de kast komen en maak je niet zo druk man. Alsjeblieft.