‘Het is niet Andries’. Dat is een uitspraak die in de noordelijke contreien van Nederland nog wel eens gebruikt wordt om aan te geven dat iets niet anders is. Hoe vaak moet Andries Noppert dat in zijn leven gehoord hebben? Te vaak. Wie wordt eerste doelman bij NAC? Het is niet Andries. Wie hoort er onder de lat bij FC Dordrecht? Het is niet Andries. En wie moet dit weekend de ballen vangen voor het Italiaanse Foggia? Non è Andries. En dan dacht Andries dat het niet anders was.

Als een verdwaald schaap dat zich bij een roedel wolven voegt. Zo moet Andries zich onlangs hebben gevoeld toen hij de kleedkamer van Oranje binnen stapte. Met twee paar felgekleurde Nike Mercurials, tweeëndertig Eredivisieduels en een dosis hoop in zijn tas neemt hij plaats tussen Virgil van Dijk, Frenkie de Jong en Memphis Depay. Hij werpt met grote ogen een blik in de tas bij zijn nieuwe teamgenoten en ziet: een FA-cup, meerdere kampioensschalen en een cup met grote oren. Hij wrijft nog eens in zijn ogen, gelooft het bijna niet, maar haalt dan zijn schouders op en neemt het ter kennisgeving aan. Ook zij gaan naar de wc en moeten meerdere keren vegen als het tegenzit. Ze maken Andries de Friese pis niet lauw. 

Sindsdien is alles anders. Andries Noppert, na een goed half jaar bij Go Ahead Eagles inmiddels de vaste doelman van zijn droomclub sc Heerenveen, leeft zijn droom. De geboren Fries, alias de Toren van Joure, kliederde twintig jaar geleden een klodder vet in zijn blauw geverfde spikes om vervolgens de ballen uit het doel van een jeugdteam van de plaatselijke SC Joure te ranselen. Gisteravond deed hij datzelfde namens het Nederlands Elftal tijdens het duel met Senegal op het WK in Qatar. De spikes van de iets ouder geworden Andries zijn nog enigszins zichtbaar. De blauwe verf ligt ergens in een ver verleden. En wat doet een meer dan prima WK-debuut dan met de boomlange Fries? Alsof hij zojuist op zondagochtend met SC Joure 3 in de derby van de Fryske Marren tegen VVI uit Idskenhuizen zijn doel schoon heeft gehouden: “Gewoon je dingetje doen. Alleen nu in een ander jasje.”  

Drie cruciale ballen waren een prooi voor Van Gaals wolf in de kleren van een verdwaald schaap. Andries is de nuchtere boerenjongen tussen de hautaine hiphopartiesten. De Friese olifant in de grote oranje porseleinkast. Waar door mediatraining doordrenkte stervoetballers doorgaans ieder woord wegen, neemt Andries geen blad voor de mond. Helemaal niet als het gaat om zijn gilde. Andries is het zuchtje normaal tussen alle waanzin. Dát is wel Andries. Hij, die zijn plekje heeft veroverd onder de lat bij Oranje en in de harten van heel Nederland.