Ags Connolly

en ik verwacht niet dat je het begrijpt...

Verrast ben ik, als ik opeens een aankondiging van een countryartiest voorbij zie komen op de website van het Dagblad van het Noorden: ‘Authentieke country van Ags Connolly klinkt bij VanSlag in Borger’. Mijn eerste gedachte is: ‘Daar moet ik bij zijn’. Mijn liefde voor countrymuziek heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken. Ik weet er veel van en zing moeiteloos met de meeste countryartiesten mee, maar Ags’ muziek is nog niet uit mijn speakers gekomen. Daar komt in de dagen die daarop volgen verandering in, waarop ik besluit de stoute boots aan te trekken. Korte research leert me dat Ags nog in de lente van zijn carrière zit, dus ik waag er een berichtje op. Zit er een interview in? Dat is de vraag. Het antwoord van de traditionele countryzanger: “Ik denk dat we wel tijd kunnen vinden voor een interview, Tom!” En zo geschiedt. Op vrijdagavond 11 september 2020 spreek ik met Ags Connolly (38) op de zolder van VanSlag. Hieronder leest u zijn verhaal en maakt u kennis met een voormalig accountant die heeft besloten zijn hart te volgen en nu een leven als (te) bescheiden countryartiest leidt. Een leven waar hij zelf ook nog wel eens raar van op kijkt.

Onaangetaste bruine boots, een spijkerbroek en een blauw gestreepte blouse. Bij binnenkomst in VanSlag kan ik er niet omheen. Als hij zich omdraait wordt duidelijk dat een cowboysbelt het geheel samenhoudt. Daarboven? Een goede kop en een nog betere baard. Een lichtgroene cap maakt de bijzondere verschijning van de sympathieke Connolly af. Hij lacht. De boekhouder uit Oxfordshire staat vanavond op het podium van VanSlag en hij is blij: “Het is de eerste keer dat ik in Nederland ben, dus ik ben heel benieuwd en ik heb er erg veel zin in.”

Gewapend met een glas bier loopt hij de trap op naar de zolder van het poppodium in Borger. Op een zichtbaar comfortabele sofa begint Connolly te vertellen. Maar liefst dertien jaar werkt hij in de financiële dienstverlening. Een kantoormuis dus: “Ik haatte iedere minuut en op een gegeven moment verloor ik mijn baan.” Het is het startsein van de omslag in zijn leven. “Ik wilde eigenlijk songwriter worden en was geïnspireerd door grootheden als Bob Dylan en Leonard Cohen”, vertelt Connolly. Hij richt zich op folkmuziek, maar als hij op een avond op stap is met vrienden besluit hij het over een andere boeg te gooien: “Later zag ik James Hand country spelen. Mijn vrienden vonden het niks, maar ik wist het. Traditionele country is mijn ding. Het past beter bij mijn stem en bij mij als persoon.”

Hand wordt en is Connolly’s grote voorbeeld. Hij wijdt er zelfs een liedje aan: ‘I saw James Hand’. Om het liedje heen refereert hij geregeld aan de countrylegende. Hand is gedurende lockdown, in juni dit jaar, overleden. “Ik denk dat hij het allemaal niet meer aan kon. Dat hele gedoe met het coronavirus en dergelijke”, verklaart Connolly op het podium.

And if you’ve never seen James Hand, I won’t expect you to understand. He’s a hillbilly spirit that appears as a man. And I know, cause I saw James Hand.

Ags Connolly – I Saw James Hand

Bij traditionele country moet men niet denken aan de Luke Bryans, Brett Youngs en Jake Owens van deze wereld. Nee, in dit genre stelen Willie Nelson en Waylon Jennings de show. Daarbij moet men denken aan David Allan Coe, Johnny Cash en Johnny Paycheck. Stuk voor stuk verhalenvertellers en ‘outlaws’, waar veel mensen zich mee kunnen identificeren of waar ze tegenop kijken. “Ik vind Johnny Paycheck een geweldige vocalist. Door veel naar deze mannen te kijken, heb ik mijn eigen stijl proberen te ontwikkelen met diepgaande, persoonlijke teksten. Veel van mijn liedjes komen voort uit gebeurtenissen in mijn eigen leven.” Dat is volgens Connolly ook het geheime ingrediënt van countrymuziek: “Toen ik startte met deze muziek wilde ik diepte in mijn teksten. Daarom zing ik veel ‘sad songs’. Ik denk dat mensen het van nature interessanter vinden om naar verdrietige liedjes te luisteren. Daar voelen ze zich vaak beter door. Het stelt hun leven in perspectief en biedt inzicht in het feit dat het altijd erger kan.”

Tijdens zijn allereerste tour door Nederland wordt hij verwend. Iets waar de nederige Connolly maar moeilijk mee om kan gaan. “Het is heel raar. Mijn ‘booking agents’ rijden me door heel Nederland. Ze laten me allerlei mooie plekken zien en ik laat het allemaal over me heen komen, maar ik zorg er wel voor dat ik er niet gewend aan raak. Ik weet dat dit boven mijn stand is”, verklaart hij wederom bescheiden. Gedurende zijn concert vertelt hij meerdere keren op een bijna neerbuigende manier over zijn eigen werk. Met een cynisch lachje tot gevolg. Iets totaal onnodigs als je goed naar zijn werk luistert.

Ags Connolly op het podium van VanSlag in Borger, Nederland

Als Engelsman voor country kiezen, is opzienbarend. “In het Verenigd Koninkrijk wordt countrymuziek een beetje als een grap gezien. Al gauw komt dan de ‘cowboy- en linedancevergelijking’ op tafel”, legt de zanger uit. Hij gebruikt daarbij het woord ‘cheesy’. Het is helaas zoals het genre ook in Nederland ten onrechte wordt gezien. Het deert hem echter niet. Stoïcijns schrijft en zingt hij door, ondanks de mening van zijn directe omgeving. Eenzaamheid kent Connolly niet. Hij houdt ervan om alleen te zijn.  

Toch is de bakermat van de countrymuziek, Nashville, niet de plek waar Connolly het wil maken: “Er is zoveel competitie in Nashville. Er zijn teveel mensen die hetzelfde doen daar.” Hij geeft aan niet aangewezen te zijn op een bepaalde plek: “Ik zal in het Verenigd Koninkrijk blijven totdat ik een bepaald plafond heb bereikt voor mijn gevoel. Wanneer dat is, kan ik niet zeggen.” Over tien jaar wil Connolly terugkijken en kunnen zeggen dat hij de muziek heeft gemaakt die hij wilde maken. De ingetogen Engelsman en zijn muziek verdienen erkenning. “Ik wil tegen mezelf kunnen zeggen dat ik het helemaal zelf heb bereikt. Dat ik, wat ik dan heb, heb opgebouwd vanuit niets. Als ik dat kan zeggen, dan ben ik oprecht trots op mezelf.”

De aanwezigen die vrijdagavond in Borger luisteren aandachtig naar wat Ags te vertellen heeft. Een blik in de zaal bewijst het. Een aantal monden heeft de lippen niet meer op elkaar. Ogen staren geconcentreerd naar de Engelsman en veters dansen in de lucht als voeten op Connolly’s melodie meetikken. De sprookjesachtige setting in VanSlag werkt daarin bevorderend. Het schitterende kerkgebouw, de ingetogen opstelling afgewerkt met van die ouderwetse, geweven tafelkleden. Het zijn de ingrediënten voor een heerlijke avond, waar ikzelf oprecht van heb genoten. Van de eerste noot tot het laatste slokje bier.

Het is lastig om Connolly in één zin te vatten. Dubbelzinnig, eigenaardig, nederig, vriendelijk, allicht een karikatuur van zichzelf, maar bovenal een geweldige muzikant, die schitterende liedjes maakt. Met behulp van ‘Vocalzones’ brengt hij ze in Borger loepzuiver ten gehore. Tussen zijn liedjes door knabbelt hij er lustig op los. De reden? “Eén keer ben ik mijn stem kwijtgeraakt op het moment dat ik moest zingen. Ik voelde het opeens op mijn keel slaan en er kwam gewoon niets meer uit. Dat is echt het ergste wat een muzikant kan overkomen. Sinds ik deze snoepjes eet, is het nooit meer misgegaan. Misschien zit het ook wel tussen mijn oren. Wie zal het zeggen”, vertelt hij terwijl hij zijn schouders ophaalt. Hij opent nog een Warsteiner, deelt her en der een handtekening uit en vervolgt zijn eigen pad. Niet zoals een ander, maar zoals Ags. De excentriekeling.

En als je hem nooit hebt gezien, dan verwacht ik niet dat je het begrijpt. Hij kan meer dan hij denkt en de wereldwijde erkenning is een kwestie van tijd. Ik kan het weten, want ik heb Ags Connolly gezien.

Voordat je begint aan ‘201 Rhine Drive’, kun je beter eerst deel 1: ‘Glooperdiehot‘ en deel 2: ‘Piereschieter‘ lezen!

Deel 3: ‘201 Rhine Drive’

We praten over van alles en nog wat. Wat precies? Geen idee. Het is één van de vele gesprekken gedurende mijn verblijf in Nashville waar ik me vrijwel niets van kan herinneren. Hun namen? Al sla je me dood. Ik weet wel dat hij nogal scheutig was met de shotjes Fireman die middag. Lol hebben we zeker gehad. Gelachen? Onafgebroken. Scrollend door de foto’s veeg ik het stof van mijn herinneringen. Bij een aantal moet ik vaker vegen. Een enkeling is niet meer terug te halen. Hun namen bevinden zich in de laatste categorie. Op de foto erna sta ik samen met twee gasten op het dakterras van ‘Nudies Honky Tonk’. Hoe ik er ben gekomen blijft een raadsel. Ik vermeld zojuist stoer dat het ‘Nudies Honky Tonk’ is, maar daarbij heeft Google Streetview me geholpen. Die twee gasten zijn BJ Supple en Bronson Volk. Een notitie ergens in het duizelingwekkende archief van mijn telefoon leert me dat. Ik ontmoet hen terwijl het nog licht is. Het duo wordt met mijn toevoeging een drietal en we trekken de rest van de dag samen op. Zij zijn met vakantie, ik ben met vakantie. We drinken de hele middag en avond door en ergens in de nacht verlies ik ze uit het oog. Zo blijkt, want na een aantal foto’s met onbekenden kom ik bij het laatste filmpje van die avond. Bronson en BJ zijn er niet meer op te bekennen. Op het filmpje is wel te zien dat het druk is in Honky Tonk Central. Ik ben alleen en heb het geweldig naar mijn zin. Een band speelt ‘Callin’ Baton Rouge’ en het zoveelste biertje maakt mijn avond compleet. Dronken ben ik wel, maar het is mijn eerste dag in Nashville en het overtreft al mijn verwachtingen.

BJ Supple & Bronson Volk

De volgende dag word ik wakker en ik doe wat ik altijd als eerste doe ’s ochtends: mijn telefoon bekijken. Ik kan het niet vinden. ‘Huh, maar ik had hem toch nog vannacht? Hoe ben ik anders thuisgekomen’, vraag ik mezelf af terwijl ik mijn droge bek met een flesje water verhelp. ‘Dan zou ik hem al in de Uber die mij thuis heeft gebracht moeten hebben verloren’, bedenk ik me. Ik ben niet snel in paniek, dus rustig trek ik eerst nog alles in mijn kamer overhoop. Kussensslopen keer ik binnenstebuiten, het bed til ik op en zelfs mijn koffer wordt grondig doorzocht. De douane op het vliegveld zou jaloers zijn op de doorzoektechniek die ik uit mijn mouw schud die brakke ochtend. Niets. Mijn verzopen brein probeert de avond te reconstrueren, maar dat gaat – zoals je kunt verwachten – niet florissant. Met een bonzend hoofd strompel ik de keuken van mijn Airbnb in, wrijf eens in mijn ogen en zie een bewoner rustig zijn cornflakes wegwerken. Nadat hij anderhalve dag daarvoor kennis heeft gemaakt met ‘the drowned Dutchy’, is dat bij onze tweede ontmoeting niet anders. Wederom verzopen, maar ditmaal ook hopeloos verloren. Ik leg hem mijn ijzingwekkende probleem voor, waarop hij vervolgens zijn iPhone tevoorschijn tovert. Ik weet niet hoeveel schietgebedjes je in twee minuten kunt doen, maar ik doe er veel. Bizar veel, want mijn telefoon is alles op reis: navigatie, fotocamera, bank, bewaker van reisdocumenten en wat al niet meer. Ik realiseer me dat ik zonder mijn telefoon niet eens terug kan reizen en dan krijg ik het warm. Wanhopig staar ik in het luchtledige. Als ik ‘Zoek mijn iPhone’ niet aan heb staan, zijn de rapen gaar. En niet zo’n beetje ook. De vriendelijke bewoner vult mijn Apple ID in en we zoeken. Het duurt even en de zweetdruppels vloeien, aangesterkt door alle alcohol, inmiddels overal naar buiten en dan centreert er opeens een puntje op het beeldscherm. “I found it”, hoor ik en dat is alles wat ik op dat moment wil horen. Mijn telefoon blijkt aan de andere kant van Nashville te liggen en ik ben al opgelucht. Het is terecht, maar nu moet ik het nog terug zien te krijgen. Er staat een adres bij en ondanks dat ik veel stof op herinneringen heb liggen, zal ik dat adres nooit vergeten: 201 Rhine Drive.

Na een snelle douche staat de Uber al voor. Gestrest stap ik in, bedank de redder in nood vluchtig en vervolg mijn weg naar het desbetreffende adres. Eenmaal aangekomen, je verzint het niet, blijkt er niemand thuis. Ik bel aan en loop rondjes om het huis in de hoop een glimp van iemand op te vangen. Ik gedraag me een klein kwartier als een inbreker die rond een huis sluipt en dan geef ik het op. Ik besluit te wachten en ga naast de oprijlaan in het gras zitten. Het duurt lang. Heel lang. De hoop op het terugkrijgen van mijn telefoon, maakt het allemaal wel een stuk minder moeilijk. Waar ik anders al ongeduldig word wanneer iemand voor mijn gevoel twee seconden te lang voor een groen stoplicht blijft staan, kan ik hier moeiteloos uren in de tuin zitten. Het zonnetje schijnt en bij elke auto hoop ik dat het de bewoners van het huis aan 201 Rhine Drive zijn. Na drie kwartier zie ik een auto afremmen en mijn hart begint sneller te kloppen. Ze rijden alleen de verkeerde oprijlaan op. Die van de buren namelijk. Ik baal, maar blijf stug zitten. Ik moet wel, want waar ben ik zonder telefoon? Na anderhalf uur komen de buren naar buiten. Of het wel goed met me gaat. Tja, die zullen wel gedacht hebben: ‘die gek zit al zo lang bij onze buren op de oprijlaan’. Ik leg hun mijn situatie uit. Ze leven met me mee, geven me een flesje water  – waar ik op dat moment een moord voor zou hebben gedaan – en hopen met mij dat hun buren gauw thuis zullen komen. Na tweeënhalf uur is het dan eindelijk zo ver. Het moment van de waarheid. Een zwarte Volvo XC90 (lees ik in de rittenhistorie van mijn Uber-app) komt de oprijlaan op. Ik zie de Ubersticker op zijn raam en word al lichtelijk enthousiast. Het blijkt Olanrewaju te zijn (lees ik ook terug in de historie van mijn Uber-app) en hij draait zijn raampje naar beneden. Ik weet nog precies wat ik tegen hem zei: “Excuse me, sir. I’m really sorry to disturb you in your own garden, but I lost my phone last night in an Uber and ‘Find my iPhone’ says it’s here.” Voordat ik hem kan vragen of hij enig idee heeft, gaat zijn rechterarm naar de stoelleuning. In het bakje eronder zie ik het unieke hoesje van mijn telefoon al tevoorschijn komen. “Is this it”, vraagt Olanrewaju en ik kan mijn geluk niet op. Hallelujah. Het is terecht. Ik bestel meteen mijn ‘new best friend for ever’ als Uberdriver terug naar mijn Airbnb.

Onderweg lach ik samen met Olanrewaju over het avontuur wat ik mijn eerste dag en nacht in Nashville kan noemen. Ik scroll, net als nu, door de foto’s om eens te kijken of het reconstrueren van de avond nu wel lukt. Het lukt ietsje beter, maar dan zie ik een filmpje waarvan ik me totaal niets kan herinneren. Samen met iemand zing ik Bon Jovi’s ‘Livin’ on a prayer’. We hebben lol voor tien en volgens mij is dit weer een andere bar als waar ik de avond ervoor ben geëindigd. Zelf kom ik ook in beeld op dat filmpje en het bevestigt mijn vermoeden: ik was heel dronken. ‘Niet best’, denk ik. Gezellig? Dat wel. Verbaasd zit ik naast Olanrewaju te kijken naar wat er allemaal is gebeurd en dan zie ik op Facebook een vriendschapsverzoek van ene Mark Louis Pate. Een blik op zijn profielfoto leert me dat het die kerel is van het filmpje waarin we samen Bon Jovi imiteren. Mark blijkt ook alleen op reis te zijn en de rest van zijn vakantie, die dan nog vier dagen duurt, trekken we samen door de bakermat van de countrymuziek. We doen drankspelletjes met onbekenden, gaan uit eten, stellen nieuwe vriendschappen aan elkaar voor en dat wordt allemaal samengevoegd in een Whatsappgroep genaamd ‘Wolfpack’. Een groep eenzame wolven die in hun uppie het avontuur aan zijn gegaan en in de Wolfpack een gezamenlijke roedel vormen.

Mark is een gouden gozer, dat is me al snel duidelijk. We worden vrienden en een jaar later bezoek ik hem in New York, waar hij vandaan komt. We staan op skyscrapers, bezoeken een NBA-wedstrijd in Madison Square Garden en drinken bier in het oudste barretje van de stad. Weer een jaar later bezoekt hij Amsterdam, gaat er een wereld voor hem open als hij de FEBO ontdekt en drinken we een biertje op het terras bij Tante Roosje aan het Rembrandtplein. Nog steeds hebben we regelmatig contact en waar het kan, proberen we af te spreken om mooie herinneringen op te halen en nieuwe te maken. Vrienden voor het leven, maar wat als ik mijn telefoon niet had teruggevonden? Dan was deze vergeten onvergetelijke ontmoeting wellicht voor altijd vergeten…..