Berichten

Deel 1: ‘Glooperdiehot’

Ik heb nooit onder stoelen of banken geschoven dat ik een enorme liefhebber ben van countrymuziek. Sterker nog, ik ben er zelfs trots op. Onderweg naar het werk luister ik op woensdagochtend naar ‘Write It Down’ van countrykoning George Strait. Even daarvoor app ik met een vriend uit New York, Mark Louis Pate. Ik vraag me af hoe het met hem gaat in quarantainetijd. Zijn stad wordt immers hard getroffen door het coronavirus. De woorden van George dringen door als ik voor het stoplicht richting Roden sta: ‘Write it down’. Ik neem het advies ter harte. Ik bedenk me dat ik eigenlijk mijn eerste dag in Nashville eens op zou moeten schrijven. Dat is tevens de dag waarop ik Mark heb ontmoet. Het is Marks ‘favorite story to tell people’. Waarmee hij doelt op de wijze waarop wij elkaar ontmoet hebben. Ga er maar even goed voor zitten. Iedere keer als ik dit verhaal namelijk vertel, dan kan ik vaak zelf de samenloop van omstandigheden ook maar nauwelijks bevatten.

Het begint op een koude zondagavond in februari 2017 aan het Damsterdiep in Groningen. Ik zit verloren op de bank. Op dat moment zit ik tussen twee banen in en ik weet niet precies welke koers ik ga varen. Ik besluit de stoute schoenen aan te trekken en boek ik een vlucht naar Chicago. Voor zover ik me het kan herinneren, hunker ik al naar een bezoekje aan Amerika. Voor de eerste drie dagen boek ik een Airbnb in de ‘Windy City’ en aldaar start mijn American Dream en de zoektocht naar bevestiging, want is countrymuziek nu echt zo mooi als ik denk? Daarvoor moet je natuurlijk niet in Chicago zijn. Hoewel ik in de eerste drie dagen van mijn reis toch verliefd word op de stad aan Michigan Lake, stap ik vol zelfvertrouwen in een Greyhound richting Nashville. Via Indianapolis en Louisville, beland ik na elf uur in een bus met jankende koters op een regenachtige zomeravond in de countryhoofdstad van de wereld, Nashville.

Het plenst en ik sta met de geleende koffer van mijn broer en mijn goeie gedrag op het Greyhoundstation van Nashville. Heel in de verte zie ik met een beetje fantasie de contouren van het ‘Batman-gebouw’ van telecomprovider AT&T. Over de trip met de Greyhound alleen al kan ik een boek schrijven, maar dat laat ik even liggen voor een later moment. Iedereen die wel eens in een Greyhound heeft gezeten, kan zich voorstellen waar ik het over heb. Ik sta dus naast mijn koffertje te luisteren naar de regendruppels die op het asfalt kletteren. Voorbereid als ik ben, heb ik eigenlijk geen idee waar ik naartoe moet op dat moment. De navigatie van de Uberapp laat mij even later op deze zompige, donkere avond ook nog in de steek. Ik kan de ‘Uberdriver’ die op de app staat aangegeven namelijk niet vinden. Hopeloos slenter ik heen en weer over een groot kruispunt en word ik bedolven onder het hemelwater. Na twintig minuten heen en weer gerend, geschuild en gescholden te hebben, stap ik helemaal doorweekt in de Uber. Ik spuw nog even wat gal uit richting de Uberdriver over die klotenapp waar hij aan verbonden is en een kleine twintig minuten later stap ik zeiknat mijn Airbnb binnen. De bewoners kijken verrassend op als ze ’the drowned Dutchy’ zien binnenstappen. Ze zijn gezellig een spelletje aan het doen en ze vragen of ik mee wil doen. Ik sla over. Na die – elf uur durende en enerverende – busrit en het doelloos oversteken van het kruispunt, pak ik een douche en kruip ik onder de wol.

De volgende dag ga ik op tijd op verkenning en dan heb ik mijn energie wel nodig. Met de kenmerkende klanken van ontelbare krekels op de achtergrond, kruip ik onder het rode laken van het tweepersoonsbed dat voor mij is gereserveerd. De volgende dag begin ik met een kommetje cornflakes en melk, waardoor ik me zowaar een beetje Amerikaan voel. Als het eenmaal in het verticale systeem is gekieperd, bestel ik een Uber richting ‘Broadway’. De straat waar het allemaal gebeurt in Nashville. Ik stap uit en zoek een ontbijttentje. Het is tien uur in de ochtend en het is lekker weer. Een graadje of zeventien en een beetje bewolkt. De grote plassen op de stoep zijn de laatste, stille overblijfselen van de storm van gisteravond. Na een wandeling van vijf minuten sta ik voor ‘Another Broken Egg’. Als ik iemand een ontbijttentje in Nashville moet aanraden, dan zal ik voordat iemand zijn of haar vraag afmaakt ‘Another Broken Egg’ zeggen. Wat een tent. Vijf minuutjes sta ik in de rij en ik blijk geluk te hebben dat ik alleen ben. Waar je normaal gesproken bij dit restaurant op een uur wachttijd kunt rekenen, mag Tompie direct aan een eenpersoonstafeltje plaatsnemen. Broodjes, kip met saus, ei, aardappeltjes en onbeperkt koffie worden voorgeschoteld. By far het beste ontbijt ooit. Die kip. Op het moment dat ik erover schrijf, loopt het water me alweer in de mond.

Als ik twintig seconden naar bovenstaande foto heb gestaard en het kwijl van mijn spatiebalk heb geveegd, denk ik aan dat extra kopje koffie die ik ’to go’ meeneem. Een beslissing waarvan ik op het moment dat ik het maak al spijt heb. Ik heb immers al een grote mok of drie van het laxeermiddel op en ik kan eigenlijk geen koffie meer zien. Ik bedank de aardige ober evengoed voor de megakoffie to go en loop met een vaas in mijn hand over straat. Op de hoek van een kruispunt zit een dakloze en lichamelijk beperkte man met een oude, grijze pet op waarvan de letters door de jaren heen zijn vervaagd. Ik vraag hem of ik hem kan verblijden met een vers kopje koffie en ik zie een glinstering in zijn ogen. Het komt goed terecht. Ik waarschuw hem nog voor het feit dat het ‘glooperdiehot’ is en na een ‘God bless you, son!’, loop ik volgetankt met koffie en goede karma weer richting Broadway.  We zijn inmiddels een uur verder en ik loop langs boots stores, restaurants en cafeetjes. Het is 11:00 uur ’s ochtends en in de meeste kroegjes staan de muzikanten al live te spelen. Ik kijk naar binnen bij ‘Crazy Town’. De muziek die uit de keel van Stuart Clawson komt, klinkt goed en aan de linkerkant zit een familie van ongeveer acht personen die het heel erg naar hun zin hebben. Ik besluit naar binnen te gaan….

Deel 2 zal binnenkort verschijnen, houd hiervoor de website en Facebookpagina van ‘Tom schrijft’ goed in de gaten!

Ik wil jullie graag eventjes meenemen naar een week of vier geleden. In een wereld van onbegrensde mogelijkheden ben ik op bezoek bij mijn allerbeste maat, Maikel. Hij woont inmiddels bijna een jaar in de stad Banff in Canada. De ‘Johnston Canyon Trail’ is de eerste wandeling die we maken in de weerzinwekkende natuur waar het land om bekend staat. Als we even uit zitten te rusten op een bankje, bepalen Maikel en ik wat het plan is voor de volgende dag. Ik vertel hem dat het me fantastisch zou lijken om met een zieke pick-up truck door de bergen te toeren. We bekijken vervolgens een aantal websites, maar vinden helaas geen bedrijf die mijn droomauto aanbiedt, een Chevy Silverado. Wel een Ford F150. Dat is ook een pick-up, maar één die voor mijn gevoel niet in de buurt komt van een Silverado. We besluiten het er echter mee te doen en reserveren de Ford. De volgende dag lopen we naar het kantoor van Enterprise.eu. Het zit gevestigd in een hotel, waar de skiërs en snowboarders af en aan lopen. De grote lobby met de fonkelende open haard en een prachtige sofa als blikvangers, lijkt wel het decor van een film. We moeten wachten en ik besluit op de beige bank plaats te nemen. Het hout in de open haard knispert. Fabelachtige sferen. Als de man van Enterprise arriveert, heeft hij slecht nieuws: “Sorry, but unfortunately we don’t have the Ford anymore.” Geen Ford F150 dus, terwijl we die gewoon hebben gereserveerd. Het slechte nieuws wordt echter gauw opgevolgd met: “But we have a red Chevrolet Silverado. How do you like that?” Ik kijk hem ietwat argwanend aan en zeg dat hij vast een grapje met ons uithaalt. Zijn strakke blik verandert echter geen moment en stiekem kan ik mijn geluk niet op. Als we achter de man aan lopen richting de liften van het hotel, probeer ik mijn enthousiasme in bedwang te houden. We stappen de lift uit en staan in de parkeergarage van het hotel. In mijn linkerooghoek zie ik al iets glinsteren. De neus van de rode Chevy steekt het parkeervak uit. Wat een bakbeest. Die dag rijden we onder het genot van Kenny Chesney’s ‘Get Along’ in mijn droomauto door de Canadian Rockies. De vrijheid die ik op dat moment voel, is onbeschrijflijk. Nu, een dikke maand later ziet de wereld er heel anders uit. Vanwege de coronacrisis ligt de gehele maatschappij zo goed als plat. Geen vluchten naar verre oorden, geen diner bij je favoriete restaurant en geen biertje drinken met je vrienden. Laat staan met die vriend die woonachtig is aan de andere kant van de wereld. Iedereen zit zoveel mogelijk thuis en alleen al denken aan je vakantie van deze zomer, doet je schuldig voelen. Vrijheid is op dit moment even heel betrekkelijk. Als ik er nu bij nadenk, kan ik me het maar moeilijk voorstellen dat ik kort geleden nog tegen Maikel zei dat hij wakker moest blijven. Al was dat na een aantal ‘double rum and cokes’ in de Rose & Crown een beetje lastig voor hem. Ik denk eraan terug, omdat vandaag de dag is van de bevrijding van deze regio. Op 13 april 1945 bevrijden de Canadezen nota bene het gebied waar ik nu woon en dus denk ik bij het ophangen van de Nederlandse vlag aan de vrijheid. De vrijheid die ik dankzij hen geniet. Dankzij hen heb ik in een felrode Chevy Silverado door hun Canadian Rockies gereden. Ondanks de beperkingen, toch iets om bij stil te staan vandaag. Vanaf de bank in Drenthe, Tom Meijers.