Douwe, ouwe reus. Als ik ‘s ochtends mijn bed uit ga, ben jij het eerste waar ik aan denk. Het is jouw pure energie wat ik in de ochtenduren het liefst tank. Door jouw cafeïne word ik geleidelijk aan wakker. Mijn ontbijt met Douwe en een broodje van de bakker.
Douwe, ouwe reus. Ik weet het heus. Van jouw boontjes krijg ik een hoop energie. Waardoor ik ondanks de boompjes het bos weer even zie. Dankzij jou houd ik het iets langer vol. Dankzij jou is mijn hoofd iets minder vol.
Douwe, ouwe reus. Er gaat niets boven jou tijdens koffietijd. Een ééntweetje tussen jou en een gevulde koek is iets wat ik zeker niet mijd. Een gouden combinatie die ik geregeld langs laat komen. Het is zelfs een combinatie waar ik af en toe van lig te dromen.
Maar soms, dan gaat het allemaal even te gek. De dagen waarop ik je van boven en van onder lek. De dagen dat ik misselijk word van je geur. Wanneer ik de dertiende Douwe van de dag naar binnen pleur. Een overkill dat over mijn tong pist. Heb ik je ooit wel eens gemist?
Douwe, ouwe reus. Maak je maar geen zorgen. Als jouw zwarte goud mijn huig kietelt en langzaam naar binnenstroomt, dan weet ik weer waarover ik heb gedroomd. Die mindere dagen neem ik op de koop toe. Zonder jou, ‘Gouwe, ouwe Douwe’, is er namelijk niets meer wat ik doe.