Het is maandagavond, bijna half tien en ik sta met mijn blauwgrijze rugzakje bij bushalte Heidelberglaan in Utrecht. Het is koud en de gure regen scheert langs mijn gezicht. ’t Kan beter, denk ik op dat moment. Over vijf minuten komt de bus die me via stadion De Galgenwaard naar het station brengt. De buschauffeur die me in eerste instantie minimaal begroet, blijkt me daarentegen goedgezind. Hij sjeest alsof hij weet dat ik anders mijn aansluiting met de trein niet haal.
Als ik op het station aankom, heb ik zelfs nog tijd om een klein pastaatje te scoren bij Julia. Met het bakje pasta onder mijn arm en een flesje water in mijn jaszak, loop ik naar de trein en kan ik rustig gaan zitten om richting het mooie Groningen te gaan. In de trein installeer ik mezelf optimaal zodat ik deze column voor de Westerkrant kan gaan schrijven.
Met het penne naturel tussen mijn tanden begin ik te tikken. Zojuist heb ik mijn eerste officiële college van de deeltijdopleiding Communicatie aan de Hogeschool Utrecht gehad. Het is even wennen om na zes jaar weer colleges voor te moeten bereiden en überhaupt huiswerk te moeten gaan maken, maar ging me niet slecht af. Voor een eerste college mag ik in ieder geval niet klagen.
Niet alleen voor mezelf is het weer even wennen. Tijdens het college begon mijn laptop te ‘broezen’. Alsof het allemaal even te snel ging voor hem. Naast Word, dat ik gebruik voor mijn columns, wordt mijn laptop namelijk niet tot nauwelijks gebruikt. Tot nu dus. We zijn terug in de schoolbanken en dat betekent overuurtjes voor mijn oude, vertrouwde typemachine.
Gelukkig kunnen we allebei de komende anderhalve week alweer een beetje bijkomen. Volgende week is namelijk collegevrij. Alsof ik alweer jaren naar school ga, moet ik toegeven dat ik dat toch wel erg lekker vind. Ik lig volgende week maandagavond rond half 10 dan ook mooi met mijn grijze joggingbroek op de bank, lekker warm bij de kachel en dan denk ik op dat moment: ’t kan minder.