Anderhalf uur heb ik in de bus gezeten voor de competitiewedstrijd met Heerde, of all fucking places. We moeten winnen om aansluiting te houden met de top van de ranglijst. Als ik om me heen kijk zie ik een tribune met geelzwarte stoeltjes, achter ons doel staan vijftien ouderen die het voetbal hebben uitgevonden en ik zie een kantinegebouw waar de sfeer van een begrafenisonderneming omheen hangt. Het zonnetje schijnt nog als we beginnen, maar gedurende de eerste helft kletteren de hagelstenen en regendruppels op ons neer. Daar sta ik dan met mijn goeie gedrag. Gevoelstemperatuurtje -12 en een lekker kort broekje aan. De gure wind snijdt langs mijn snotneusje. Wat een hobby.
Dinsdagavondtraining. Sokkies aan, schoentjes aan en gaan. Geen handschoenen natuurlijk, want dat is voor aanstellers. Ons trainingsveld is niet om over naar huis te schrijven. Varkens zouden er zich geweldig in kunnen vermaken, maar een bal zonder stuiter aanspelen is vrijwel onmogelijk. Ik ben al een aantal keren door de draaimolen gekomen in de rondo, als ik duizelig aan het positiespel begin. De training verloopt verder redelijk, maar dan wordt duidelijk dat we sprintjes moeten gaan trekken. Daar heb ik toch wel zo’n gruwelijke hekel aan. Met frisse tegenzin werk ik ze af. Wat een hobby.
Ik denk dat ik het ergste van de dinsdagavond dan wel gehad heb. Aan het einde spelen we nog partijtjes scherp. Op zich leuk, maar de doelen staan nog niet op de juiste plek. Het doel dat ik met mijn teampje moet tillen staat twee velden verderop. Drie teamgenoten en ik lopen erop af en op dat moment krijg ik spijt. Die handschoentjes waren misschien toch wel handig geweest. Ik sjouw met ijskoude handen het doel van de ene kant naar de andere kant van het complex. Wat een hobby.
De wedstrijd tegen Heerde gaat op zich redelijk. We creëren de mooiste kansen op een doelpunt en zijn eigenlijk de gehele wedstrijd de bovenliggende partij. Totdat het noodlot in de absolute slotfase genadeloos toeslaat. Eén fucking counter spelen ze uit en wordt gepromoveerd tot doelpunt. Na negentig minuten zit ik doorweekt, verkleumd en puntloos in een kleedkamer in Gelderland. Ik vloek nog wat en besef me dan dat we ook nog anderhalf uur in de bus terug naar Valthermond moeten. Wat een hobby.
Is het al winterstop?