Berichten

“Schwere Stunden”, zo verwoordde een Oostenrijks medium de tien afgrijselijke minuten in Wenen vorige week. Zware uren. Maak er maar zware weken of zware tijden van. De moslimextremisten bijten de afgelopen tijd behoorlijk van zich af. Het begint bij de onthoofde leraar in Frankrijk, wordt gevolgd door de aanslag in Wenen en inmiddels zit een leerkracht uit Nederland ondergedoken. Verzin het maar. Voltijd imbeciel Saït Cinar doet ook een duit in het geschiftenzakje door zijn pistool te legen op het hoofd van Wilders.

“Ik zoek de provocatie gewoon op. Wilders probeert de profeet Mohammed te beledigen en de overheid laat dat gewoon toe”, verklaart Cinar. Volgens hem wordt er met twee maten gemeten: “Het is niet eerlijk. Jullie praten altijd over de vrijheid van meningsuiting. Ik doe iets tegen Wilders en het is meteen een doodsbedreiging.” Ik weet niet in welke wereld Saït leeft, maar veel fantasie heeft hij wel. Het is juist de mate van zwakzinnigheid waardoor je bijna medelijden met de man krijgt. Je zou hem overigens kunnen kennen, want het is niet de eerste keer dat de halve zool zich in de media moeit. Bij het CBR schijnen ze af en toe nog wakker te schrikken van hem. Eerder verkocht hij namelijk antwoorden van autotheorie-examens onder de naam ‘altijdgeslaagd.nl’. Hij wordt er naar eigen zeggen miljonair mee.

Na een onderzoek van de Belastingdienst, slaagt hij op zijn beurt met verve voor belastingfraude. Hij verblijft nu in Turkije omdat hem in Nederland een celstraf van twee jaar boven het hoofd hangt. De examens heeft hij bovendien ingeruild voor kleding, dat hij op zijn eigen ‘karakteristieke’ wijze via Instagram verkoopt. Ik zou niet weten wie er ook maar iets van hem koopt. Hij presteert het namelijk om in één zin zes keer kanker te roepen. Kankerwinkels, kankerkleding, kankersysteem, kankerkind, kankerbestelling, kankergeld. Dat heb ik nooit geleerd in een salestraining. Deze man noemt zichzelf trouwens ‘een voorbeeld’. Van hoe het niet moet, bedoelt hij waarschijnlijk. Goed. 200+ woorden alweer. Teveel eigenlijk om aan die dwaas vuil te maken. Terug naar de essentie.

Ik zit op de bank als het nieuws uit Wenen mij ter ore komt. Ik vlieg op, gris mijn laptop mee, zet me aan de keukentafel en schenk een bak koffie in. De uren die volgen worden gevuld met een livestream van een OE24.TV en Tweetdeck. Het duurt niet lang voordat ik het eerste filmpje voorbij zie komen. Een bewapende man in een wit gewaad wandelt door de straten van Wenen. Op zes verschillende plaatsen schiet hij argeloze voorbijgangers neer. Alsof het een computerspelletje is.

Vier personen laten die avond het leven in Wenen. Een oudere man en vrouw, een jonge passant en een vrouwelijke ober. Achteraf duurt het maar tien minuten, maar op dat moment spreekt de nervositeit op de gelaten van de Oostenrijkse antiterreureenheid boekdelen. Ze staan voor een uitdaging die ze niet hebben geleerd op de academie. Of ze die avond heelhuids thuis gaan komen, is maar de vraag. Met alle speculaties en onduidelijkheden, die gepaard gaan met deze aanslag, voelen minuten als uren voor de mensen in Wenen. Gedurende zijn daad schreeuwt de 20-jarige IS-sympathisant islamitische kreten. Hij bekoopt zijn actie even later zelf met de dood.

“God is de grootste”, is de vrije vertaling van de bekendste en meest gebruikte leus. Voor de meeste moslims zijn het twee waardevolle woorden die ze dagelijks tijdens het gebed in hun mond nemen. Dat is alleen niet het enige waar deze uitspraak voor wordt gebruikt. Velen kennen het van oorlogstaferelen, films of die verschrikkelijke onthoofdingsfilmpjes. Herinnert u zich ze nog? “ALLAHOE AKBAR”, wordt tegenwoordig direct geassocieerd met een terreurdaad. Het zijn de woorden die niemand wil horen.

Ik heb slecht nieuws. Personen die uiteindelijk de daad bij het woord voegen, zullen er altijd zijn. Het is niet te bestrijden. Met welk middel je het ook aanpakt. Op de één of andere manier zullen dit soort figuren altijd een mogelijkheid zien om toevallig passerende, onschuldige vaders, moeders, zonen en dochters letterlijk een mes in hun rug te steken. Uit haat. Uit kwade wil. Met een fucking cartoon, een vlammend betoog of een kritisch opiniestuk als brandstof.

Het is een gebed zonder end. Ik zal het citeren uit een eerdere column: ‘Wij. Journalisten, columnisten, cartoonisten, cabaretiers, maar ook leerkrachten. De sprekende gilde, zo je wilt. Wij zijn nieuwsgierig. Wij schrijven. Wij tekenen. Wij lachen. Wij maken grappen. Wij leven mee. Wij beelden in. Wij brengen discussie op gang en wij steken de draak. Met jou. Met jouw geloof. Met Jezus. Met Mohammed. Met een presentatrice die over zich heen laat plassen en met een mannelijke verslaggever die plots als vrouw door het leven wil gaan.

Mensen van het leven beroven zal dát nooit stoppen. Andermans eigendommen vernietigen evenmin. Het recht op vrijheid van meningsuiting is een grondwaarde in Europa. Het zal altijd met hand en tand worden verdedigd. Bovendien wordt dat een eitje tegen islamitische extremisten of überhaupt extremisten, die enkel als doel hebben om dood, angst en verderf te zaaien.

Tuurlijk zijn er mensen die ondertussen geen grotere angst kennen dan het horen van ‘Allahoe Akbar’ in een publieke ruimte. Dat is de verdienste, maar de verdienste van een geïndoctrineerde minderheid. Zij die het gedrag van terroristen veroordelen en zich ervan distantiëren, zijn met meer. Er is maar een beperkt aantal idioten dat oorlog wenst. Dat is hetgeen we ons altijd moeten blijven realiseren. Keer op keer. Aanslag na aanslag.

Tot slot, een tip van Tom. Aan al die sadisten. Als er nou iemand iets ridiculiseert waar jij op jouw beurt waarde aan hecht, lach er dan om of praat erover. Beter nog: maak ook eens een grapje. Dat mag gewoon hier in de vrije, Westerse wereld. Ik weet dat het maar twee lettertjes scheelt. Ridiculiseren of radicaliseren, maar het kan een wereld van verschil betekenen.

Ik wil jullie graag eventjes meenemen naar een week of vier geleden. In een wereld van onbegrensde mogelijkheden ben ik op bezoek bij mijn allerbeste maat, Maikel. Hij woont inmiddels bijna een jaar in de stad Banff in Canada. De ‘Johnston Canyon Trail’ is de eerste wandeling die we maken in de weerzinwekkende natuur waar het land om bekend staat. Als we even uit zitten te rusten op een bankje, bepalen Maikel en ik wat het plan is voor de volgende dag. Ik vertel hem dat het me fantastisch zou lijken om met een zieke pick-up truck door de bergen te toeren. We bekijken vervolgens een aantal websites, maar vinden helaas geen bedrijf die mijn droomauto aanbiedt, een Chevy Silverado. Wel een Ford F150. Dat is ook een pick-up, maar één die voor mijn gevoel niet in de buurt komt van een Silverado. We besluiten het er echter mee te doen en reserveren de Ford. De volgende dag lopen we naar het kantoor van Enterprise.eu. Het zit gevestigd in een hotel, waar de skiërs en snowboarders af en aan lopen. De grote lobby met de fonkelende open haard en een prachtige sofa als blikvangers, lijkt wel het decor van een film. We moeten wachten en ik besluit op de beige bank plaats te nemen. Het hout in de open haard knispert. Fabelachtige sferen. Als de man van Enterprise arriveert, heeft hij slecht nieuws: “Sorry, but unfortunately we don’t have the Ford anymore.” Geen Ford F150 dus, terwijl we die gewoon hebben gereserveerd. Het slechte nieuws wordt echter gauw opgevolgd met: “But we have a red Chevrolet Silverado. How do you like that?” Ik kijk hem ietwat argwanend aan en zeg dat hij vast een grapje met ons uithaalt. Zijn strakke blik verandert echter geen moment en stiekem kan ik mijn geluk niet op. Als we achter de man aan lopen richting de liften van het hotel, probeer ik mijn enthousiasme in bedwang te houden. We stappen de lift uit en staan in de parkeergarage van het hotel. In mijn linkerooghoek zie ik al iets glinsteren. De neus van de rode Chevy steekt het parkeervak uit. Wat een bakbeest. Die dag rijden we onder het genot van Kenny Chesney’s ‘Get Along’ in mijn droomauto door de Canadian Rockies. De vrijheid die ik op dat moment voel, is onbeschrijflijk. Nu, een dikke maand later ziet de wereld er heel anders uit. Vanwege de coronacrisis ligt de gehele maatschappij zo goed als plat. Geen vluchten naar verre oorden, geen diner bij je favoriete restaurant en geen biertje drinken met je vrienden. Laat staan met die vriend die woonachtig is aan de andere kant van de wereld. Iedereen zit zoveel mogelijk thuis en alleen al denken aan je vakantie van deze zomer, doet je schuldig voelen. Vrijheid is op dit moment even heel betrekkelijk. Als ik er nu bij nadenk, kan ik me het maar moeilijk voorstellen dat ik kort geleden nog tegen Maikel zei dat hij wakker moest blijven. Al was dat na een aantal ‘double rum and cokes’ in de Rose & Crown een beetje lastig voor hem. Ik denk eraan terug, omdat vandaag de dag is van de bevrijding van deze regio. Op 13 april 1945 bevrijden de Canadezen nota bene het gebied waar ik nu woon en dus denk ik bij het ophangen van de Nederlandse vlag aan de vrijheid. De vrijheid die ik dankzij hen geniet. Dankzij hen heb ik in een felrode Chevy Silverado door hun Canadian Rockies gereden. Ondanks de beperkingen, toch iets om bij stil te staan vandaag. Vanaf de bank in Drenthe, Tom Meijers.

Het is woensdagochtend ongeveer tien voor zes. Ik schrik wakker. Het vaasje dat ik op mijn salontafel heb staan, is omgevallen. Mijn bed trilt. Mijn appartement trilt. Groningen trilt. De zoveelste aardbeving. Ditmaal eentje met een kracht van 3.4 op de schaal van Richter. De maat is vol.

Groningers worden ‘borendol’ van de excuses en het gedraai van Eric Wiebes, onze minister van Economische Zaken en Klimaat. Het kabinet heeft, na een vergelijkbare beving in Zeerijp vorig jaar, gepland om de gaswinning rond 2030 helemaal te stoppen. Maar voordat we dat jaar aantikken, ben ik waarschijnlijk al van tweehoog naar beneden getrild.

Daarnaast is het inmiddels pijnlijk duidelijk geworden wat er decennialang met de vele waarschuwingen van onderzoekers is gedaan. Niets! Vanaf 1961 wordt al aangetoond dat er aardschokken en bevingen worden vernomen in de Noordelijke provincies, maar dat is toentertijd door de NAM en de overheid naar het rijk der fabelen verwezen.

De bewoners van prachtige boerderijen, leuke appartementen en te kleine studentenkamers worden de laatste jaren echter steeds vaker geteisterd door aardbevingen. Groningers zijn bovenal ook mensen, meneer Wiebes. Mensen met gevoel, een gezin en een woning. Dingen waar men waarde aan hecht. Als het dan ook nog duidelijk wordt dat de veiligheid van deze Groningers geenszins een rol speelde tijdens het boren naar gas, dan gaat ons haar helemaal omhoog staan. De voornaamste drijfveer was dat er zoveel mogelijk gas en dus zoveel mogelijk geld uit de aarde geboord moest worden. Dat kan dan blijkbaar over de rug van de nietsvermoedende Groninger.

Bij een gemiddelde aardappelboer in Loppersum springen intussen de ruiten plotseling, bij de buurvrouw trillen de koffiekopjes van tafel en de voorgevels van karakteristieke boerderijen zitten vol met scheuren. Groningers zijn de aardbevingen en aardschokken meer dan zat. De gaswinning dient op kortere termijn te worden stopgezet.

Onze gezinnen zitten onnodig in een onveilige situatie. Het is wachten totdat de eerste slachtoffers een feit zijn en dan mag die rare Kwiebes, wat mij betreft, de stoffelijke overschotten van de Groningers persoonlijk onder een stapel bakstenen vandaan halen. Kijken of hij het dan nog eens ‘bevinkje’ durft te noemen.