Berichten

Het kan een gevoelige snaar óf een heel pijnlijke snaar zijn.

Maar als Oliver Anthony zijn gitaar pakt en begint te zingen, dan raakt ie het.

Buigen, maar niet breken.

Daar gaat het eigenlijk over in zijn ‘Rich Men North of Richmond’. De bescheiden Amerikaanse countryzanger uit Farmville, Virginia, ging afgelopen week uit het niets viraal met zijn boerenvingers en rauwe stemgeluid. De setting is adembenemend. Zijn performance allesoverstijgend. Daar staat hij. Met zijn vuurrode baard in een groen t-shirt met een koe erop. In zijn handen een gitaar. Zijn drie honden onbewogen aan zijn zijde. Het adembenemende tafereel wordt opgenomen met een camera van RadioWV waarvan de focus af en toe verspringt.

I’ve been selling my soul, workin’ all day.

Overtime hours for bullshit pay.

Oliver Anthony

Binnen drie dagen werd de video van de zingende boer twee miljoen keer bekeken. Rich Men North of Richmond stond binnen de kortste keren op nummer één in de Amerikaanse iTunes-charts en op het moment van schrijven staat de YouTube-video van Anthony op 26 miljoen(!) weergaven.

Online regent het superlatieven. Er is zelfs een tekort aan. Het wordt ook ‘hét protestlied van zijn generatie’ genoemd. Het raakt namelijk alle vlakken van de hedendaagse maatschappij. Zo zingt hij over dakloosheid, mentale problematiek en zelfmoordcijfers. Hij heeft kritiek op de gevestigde orde en bedoelt met ‘The Rich Men North of Richmond’ eigenlijk de Amerikaanse politici, die volgens hem geen enkele compassie tonen met de onderste laag van de samenleving. Daarnaast zouden Amerikaanse politici zich schuldig maken aan kinderhandel, hetgeen Anthony ook subtiel aanstipt in zijn lied.

I wish politicians would look out for miners. And not just minors on an island somewhere.

Oliver Anthony

Daarmee doelt hij volgens De Telegraaf op politici die betrokken zouden zijn bij kinderhandel via de diensten van de – in zijn cel overleden – investeerder en zedendelinquent Jeffrey Epstein.

‘Rich Men North of Richmond’ is wat in Amerika een ‘blue collar song’ wordt genoemd. Een lied voor de strijdende held in de arbeidersklasse, die ontiegelijk hard werkt, maar van loonstrook naar loonstrook moet leven. Blue collar songs maken het leven en de slopende dagelijkse routines voor die helden iets draaglijker en dat is precies wat Oliver Anthony ook doet. De Amerikaanse arbeider identificeert zich met hem.

Anthony werd geboren in 1992. In 2010 verlaat hij op 17-jarige leeftijd zijn middelbare school en gaat hij aan het werk. Onder meer in ploegendienst bij een papierfabriek in McDowell County. Hij noemt het ‘a living hell’. In 2013 loopt hij een schedelbasisfractuur op na wat hij zelf noemt ‘een ongelukkige val’. Het doet hem besluiten terug te verhuizen naar zijn thuis, Virginia. Een half jaar moet hij revalideren voordat hij weer aan het werk mag.

In 2010, I dropped out of high school at age 17. I have a GED from Spruce Pine, NC. I worked multiple plant jobs in Western NC, my last being at the paper mill in McDowell County. I worked 3rd shift, six days a week, for $14.50 an hour in a living hell.

Oliver Anthony

Een paar jaar later koopt hij een stuk land voor bijna 100.000 dollar, waarvan hij er nog zo’n 60.000 moet afbetalen. Hij woont in een camper, die hij op een soort Marktplaats kocht voor 750 dollar. Met het huidige succes zou je denken dat de man alle dollars die hem aangeboden worden met beide handen aangrijpt. Hij hoeft maar één ding te doen, zou je zeggen: het succes uitmelken om even in boerentermen te blijven. Maar niets is minder waar.

Anthony gaat op een opmerkelijke wijze om met zijn plotselinge succes. Zo dicht hij de wereldwijde waardering voor zijn liedje dus niet toe aan zijn onnavolgbare gitaarspel of authentieke zang. Nee, zijn gitaarspel is ‘niet geweldig’ en zijn zang noemt hij ‘okay’. “Er is niets speciaals aan mij. Ik ben geen goede muzikant en ook niet een heel goed persoon. De laatste vijf jaren heb ik geworsteld met mijn mentale gezondheid. Ik dronk veel om mijn zorgen te vergeten”, zegt hij nederig. Hij dankt zijn succes aan de mensen die zich met hem identificeren, zegt hij zelf. En dat zijn er veel. Heel veel. Uit alle lagen van de Amerikaanse samenleving.

It’s not just a song for the right, it’s a song for all Americans.

Eric Spracklen

Ondanks alle aandacht blijft de inwoner van Farmville dus bescheiden en bijna ongemakkelijk dankbaar. Zijn inbox is geëxplodeerd. Iedereen wil iets van hem, maar hij laat daarentegen weten dat hij eigenlijk nooit deze mate van bekendheid wilde. Bovendien is hij niet van plan om zijn boerenleven zomaar op te geven en fulltime met muziek bezig te gaan. Zo wees hij een deal met een platenmaatschappij ter waarde van acht miljoen dollar resoluut af.

People in the music industry give me blank stares when I brush off 8 million dollar offers. I don’t want 6 tour buses, 15 tractor trailers and a jet. I don’t want to play stadium shows, I don’t want to be in the spotlight. I wrote the music I wrote because I was suffering with mental health and depression. 

Oliver Anthony

Waar hij eerder zijn ziel verkocht voor ‘bullshit pay’, doen de in het verschiet liggende stapels dollarbiljetten hem nu niets. De authenticiteit spat ervan af en de hoop is dat dat zo blijft. Maar bij Anthony ben ik daar niet bang voor. Hij wil zijn stuk land omtoveren tot een boerderij waar hij uiteindelijk vee kan houden en dan af en toe ‘gewoon’ op een plaatselijk marktje spelen om uiteindelijk in contact te treden met zijn fans.

“Y’all are crazy. I don’t even have words. Everybody’s been asking me about shows. If you’re willing to come and listen to me. I am willing to stay and listen to you. I’m going to shake your hand, I want to hear your story. I’m going to play a lot of local venues and I’m going to take my time with things. I want to get to know all of you. This is not about me. This is about you.”

Over buigen en niet breken gesproken.

Take a big bow, mister Anthony.

Andere creatievelingen slaan ook aan op het succes van Anthony. Zo maakte John Widomakr deze remix en ook die komt binnen.

Deel 2: ‘Piereschieter’

Ik stap naar binnen bij Crazy Town, kijk naar Clawson en zijn gitaar en loop langs de familie. Nogmaals, het is 11:00 uur in de ochtend. Ik merk op dat de familie al aan de alcoholische versnaperingen zit. Een lichte twijfel, maakt gauw plaats voor een gedecideerde ‘Fuck it’. Het is mijn allereerste dag ooit in Nashville, ik luister naar live countrymuziek in een authentieke countrybar en ik kan nauwelijks bevatten dat ik mijn droom leef. Ik besluit chauvinistisch een Heineken te bestellen en plaats mezelf op een kruk om te genieten en ietwat voorzichtig mee te zingen met de liedjes die Clawson speelt. Lachend naar de familie aan de zijkant en de barvrouw, kan deze dromerige Drent zijn geluk al niet op na een halve dag Nashville.

Even later merkt de muzikant op dat de familie uit Chicago komt. Wat een toeval. Het blijkt dat ze naar Nashville zijn getogen om een verjaardag, een huwelijksjubileum en een huwelijksaanzoek te vieren, waarbij het duidelijk is dat één van de familieleden gaat trouwen. Opvallend is het feit dat de groep uit vrijwel alleen vrouwen bestaat. Er is één man bij die zich overigens prima vermaakt met het overschot aan oestrogeen. Na twee Heineken en de achtenveertig liter koffie van eerder die dag, duurt het niet lang voordat ik het toilet van Crazy Town een bezoekje moet brengen. Tijdens het handen wassen stapt het mannelijke lid van de familie binnen. Scherp als ik ben, trek ik de conclusie dat hij degene moet zijn die een huwelijksjubileum viert. Hij is immers de enige man en voordat ik nadenk over het feit dat ik deze plank zomaar eens finaal mis kan slaan, zeg ik vrolijk: “Happy anniversary!” Een kordate “Thank you, haha!” volgt. Daarop raak ik aan de praat met ‘JC’ uit Batavia, een kleine plaats op zo’n drie kwartier rijden van Chicago. Hij legt me de samenstelling van het gezelschap uit en ik vertel wat ik in Nashville kom doen, waarna onze wegen weer scheiden. Ik zie dat mijn plek inmiddels is ingepikt en besluit aan de bar nog maar een biertje te bestellen. De muziek is goed, de tarwesmoothie smaakt me prima en de sfeer van een Honky Tonk is zoals Luke Combs zingt ‘my kind of place’. Kort daarna loopt JC langs mij en na een overleg van tien seconden met de rest van de familie, gebaart hij dat ik erbij moet komen zitten. Goed om te weten is dat ik, voordat ik voet op Amerikaanse bodem heb gezet, met mezelf heb afgesproken dat ik gedurende deze reis overal ‘ja’ op zou zeggen. Puur om iets te beleven, wat je niet zou beleven wanneer je in je comfortzone zou blijven hangen. Het gebaar van JC is het eerste moment in Nashville waarop ik bij mezelf denk: ‘Ja, Tom. Dit is precies wat je van tevoren met jezelf hebt afgesproken.’ Ik zit inmiddels een paar uur met de gezellige familie aan tafel. Time flies when you’re having fun. JC, Julie, Penny, Sarah, Sue, Lisa, Ashley en Paige zijn geweldig. We zingen voorzichtig mee en kletsen over van alles en nog wat. Het klikt. Dat kan ik wel stellen en het wordt bevestigt als JC met het idee komt om een hapje te gaan eten bij het fameuze ‘Tequila Cowboy’. Hij nodigt mij uit: “You have to join us for dinner. You belong with us now.” Ik antwoord: “Tequila Cowboy it is!”

We steken Broadway over en nemen bij binnenkomst plaats in een hoekje. De muur is op onze plek versierd met uiteenlopende, geschreven creaties van bezoekers. Wederom worden we bediend met livemuziek. Een ieder bestelt waar diegene trek in heeft en ik besluit op dat moment afstand te nemen van mijn kinderjaren. De jaren waarin ik nogal eens als ‘piereschieter’ ben weggezet, omdat ik het oeroude gezegde ‘wat de boer niet kent, dat vreet ie niet’ in ere wilde houden. Nee. Op deze dag overlijdt piereschieter Tom en na mijn fijne ontbijtje, maak ik nog een stapje op culinair gebied. Ik bestel de beste burger ooit, zo blijkt. Waar ik het normaal niet zo heb op geheimzinnige sauzen, schijven tomaat, halve augurken en andere shit wat ze allemaal tussen een kadetje weten te proppen, laat ik me vandaag niet kennen. Deze burger is pittig, maar staat naast het recept van mijn moeder dat de naam ‘Patrick Kluivert’ draagt in de lijst met betere kost dat ik in mijn leven op heb mogen peuzelen. Inmiddels zingen we vol goede moed mee met ‘Drink in my hand’ van Eric Church. Tijdens het eten besluiten Ashley en Paige dat hun namen niet op de muur van Tequila Cowboy mogen ontbreken. Voordat ik er erg in heb, wordt ook mijn naam op de muur gekalkt: ‘Tom from Holland’ en trots poseer ik voor het kunstwerk van de dames.

Als de maaltijd  de huig heeft gepasseerd en we het weg hebben gespoeld met een verfrissende Bud Light, komt de rekening. Ik wil graag mijn eigen deel betalen, maar daar wil mijn Amerikaanse familie niets van weten. JC: “No way, you’re the guest. We invited you, so we’re going to pay.” Ik sta even perplex, wil er nog tegenin gaan, maar bedenk me ook dat het waarschijnlijk geen nut zal hebben. ‘Wow’, denk ik bij mezelf en terwijl ik me aan het beraden ben over een manier om deze geste goed te maken, wordt duidelijk dat de familie nog even terug naar hun hotel moet. Ze zijn namelijk net gearriveerd en er moeten nog een aantal zaakjes geregeld worden. Ik vervolg mijn tocht die dag als ‘one man band’ en besluit naar Honky Tonk Central te gaan. Een countrybar dat aan een kruispunt is gevestigd. Een kruispunt waarop ik met Google Maps al honderdveertig keer heb gestaan. Minutenlang turend en denkend aan het moment dat ik er zou zijn. Ik ben er nu. Het bevatten lukt me niet, maar als ik te lang op het zebrapad sta te kijken naar het plaatje van Google Maps, word ik opgeschrikt door een luide toeter van een auto. ‘Ja Tompie, dat stoplicht is inmiddels klaar met aftellen’, schiet door mijn hoofd. Een welgemeend “Sorry!” en een klein sprintje volgen. De oer-Hollandse sorry heeft zowaar op dat moment plaats gemaakt voor een sorry met een Amerikaanse tongval. Ik ben immers al vijf dagen ‘the land of the free’. Ik bestel wederom een Bud Light, want waarom iets veranderen wat goed bevalt? Het is druk in Honky Tonk Central en ik weet me een plekje aan de bar te bemachtigen. Schouder aan schouder met onbekenden, maar tevens allemaal mogelijkheden om van onbekenden bekenden te maken. Ik raak aan de praat met een stelletje uit Pittsburgh…

Deel 3 van ‘de vergeten onvergetelijke ontmoeting’ zal binnenkort verschijnen, houd hiervoor de website en Facebookpagina van ‘Tom schrijft’ goed in de gaten!

Deel 1: ‘Glooperdiehot’

Ik heb nooit onder stoelen of banken geschoven dat ik een enorme liefhebber ben van countrymuziek. Sterker nog, ik ben er zelfs trots op. Onderweg naar het werk luister ik op woensdagochtend naar ‘Write It Down’ van countrykoning George Strait. Even daarvoor app ik met een vriend uit New York, Mark Louis Pate. Ik vraag me af hoe het met hem gaat in quarantainetijd. Zijn stad wordt immers hard getroffen door het coronavirus. De woorden van George dringen door als ik voor het stoplicht richting Roden sta: ‘Write it down’. Ik neem het advies ter harte. Ik bedenk me dat ik eigenlijk mijn eerste dag in Nashville eens op zou moeten schrijven. Dat is tevens de dag waarop ik Mark heb ontmoet. Het is Marks ‘favorite story to tell people’. Waarmee hij doelt op de wijze waarop wij elkaar ontmoet hebben. Ga er maar even goed voor zitten. Iedere keer als ik dit verhaal namelijk vertel, dan kan ik vaak zelf de samenloop van omstandigheden ook maar nauwelijks bevatten.

Het begint op een koude zondagavond in februari 2017 aan het Damsterdiep in Groningen. Ik zit verloren op de bank. Op dat moment zit ik tussen twee banen in en ik weet niet precies welke koers ik ga varen. Ik besluit de stoute schoenen aan te trekken en boek ik een vlucht naar Chicago. Voor zover ik me het kan herinneren, hunker ik al naar een bezoekje aan Amerika. Voor de eerste drie dagen boek ik een Airbnb in de ‘Windy City’ en aldaar start mijn American Dream en de zoektocht naar bevestiging, want is countrymuziek nu echt zo mooi als ik denk? Daarvoor moet je natuurlijk niet in Chicago zijn. Hoewel ik in de eerste drie dagen van mijn reis toch verliefd word op de stad aan Michigan Lake, stap ik vol zelfvertrouwen in een Greyhound richting Nashville. Via Indianapolis en Louisville, beland ik na elf uur in een bus met jankende koters op een regenachtige zomeravond in de countryhoofdstad van de wereld, Nashville.

Het plenst en ik sta met de geleende koffer van mijn broer en mijn goeie gedrag op het Greyhoundstation van Nashville. Heel in de verte zie ik met een beetje fantasie de contouren van het ‘Batman-gebouw’ van telecomprovider AT&T. Over de trip met de Greyhound alleen al kan ik een boek schrijven, maar dat laat ik even liggen voor een later moment. Iedereen die wel eens in een Greyhound heeft gezeten, kan zich voorstellen waar ik het over heb. Ik sta dus naast mijn koffertje te luisteren naar de regendruppels die op het asfalt kletteren. Voorbereid als ik ben, heb ik eigenlijk geen idee waar ik naartoe moet op dat moment. De navigatie van de Uberapp laat mij even later op deze zompige, donkere avond ook nog in de steek. Ik kan de ‘Uberdriver’ die op de app staat aangegeven namelijk niet vinden. Hopeloos slenter ik heen en weer over een groot kruispunt en word ik bedolven onder het hemelwater. Na twintig minuten heen en weer gerend, geschuild en gescholden te hebben, stap ik helemaal doorweekt in de Uber. Ik spuw nog even wat gal uit richting de Uberdriver over die klotenapp waar hij aan verbonden is en een kleine twintig minuten later stap ik zeiknat mijn Airbnb binnen. De bewoners kijken verrassend op als ze ’the drowned Dutchy’ zien binnenstappen. Ze zijn gezellig een spelletje aan het doen en ze vragen of ik mee wil doen. Ik sla over. Na die – elf uur durende en enerverende – busrit en het doelloos oversteken van het kruispunt, pak ik een douche en kruip ik onder de wol.

De volgende dag ga ik op tijd op verkenning en dan heb ik mijn energie wel nodig. Met de kenmerkende klanken van ontelbare krekels op de achtergrond, kruip ik onder het rode laken van het tweepersoonsbed dat voor mij is gereserveerd. De volgende dag begin ik met een kommetje cornflakes en melk, waardoor ik me zowaar een beetje Amerikaan voel. Als het eenmaal in het verticale systeem is gekieperd, bestel ik een Uber richting ‘Broadway’. De straat waar het allemaal gebeurt in Nashville. Ik stap uit en zoek een ontbijttentje. Het is tien uur in de ochtend en het is lekker weer. Een graadje of zeventien en een beetje bewolkt. De grote plassen op de stoep zijn de laatste, stille overblijfselen van de storm van gisteravond. Na een wandeling van vijf minuten sta ik voor ‘Another Broken Egg’. Als ik iemand een ontbijttentje in Nashville moet aanraden, dan zal ik voordat iemand zijn of haar vraag afmaakt ‘Another Broken Egg’ zeggen. Wat een tent. Vijf minuutjes sta ik in de rij en ik blijk geluk te hebben dat ik alleen ben. Waar je normaal gesproken bij dit restaurant op een uur wachttijd kunt rekenen, mag Tompie direct aan een eenpersoonstafeltje plaatsnemen. Broodjes, kip met saus, ei, aardappeltjes en onbeperkt koffie worden voorgeschoteld. By far het beste ontbijt ooit. Die kip. Op het moment dat ik erover schrijf, loopt het water me alweer in de mond.

Als ik twintig seconden naar bovenstaande foto heb gestaard en het kwijl van mijn spatiebalk heb geveegd, denk ik aan dat extra kopje koffie die ik ’to go’ meeneem. Een beslissing waarvan ik op het moment dat ik het maak al spijt heb. Ik heb immers al een grote mok of drie van het laxeermiddel op en ik kan eigenlijk geen koffie meer zien. Ik bedank de aardige ober evengoed voor de megakoffie to go en loop met een vaas in mijn hand over straat. Op de hoek van een kruispunt zit een dakloze en lichamelijk beperkte man met een oude, grijze pet op waarvan de letters door de jaren heen zijn vervaagd. Ik vraag hem of ik hem kan verblijden met een vers kopje koffie en ik zie een glinstering in zijn ogen. Het komt goed terecht. Ik waarschuw hem nog voor het feit dat het ‘glooperdiehot’ is en na een ‘God bless you, son!’, loop ik volgetankt met koffie en goede karma weer richting Broadway.  We zijn inmiddels een uur verder en ik loop langs boots stores, restaurants en cafeetjes. Het is 11:00 uur ’s ochtends en in de meeste kroegjes staan de muzikanten al live te spelen. Ik kijk naar binnen bij ‘Crazy Town’. De muziek die uit de keel van Stuart Clawson komt, klinkt goed en aan de linkerkant zit een familie van ongeveer acht personen die het heel erg naar hun zin hebben. Ik besluit naar binnen te gaan….

Deel 2 zal binnenkort verschijnen, houd hiervoor de website en Facebookpagina van ‘Tom schrijft’ goed in de gaten!

Als aangeschoten wild storten de leeuwinnen na het laatste fluitsignaal ter aarde. Ze zijn verslagen. ‘Onze jacht’ is geëindigd met een kogel in de rug. Het heeft niet zo mogen zijn. En is dat erg? Nee, natuurlijk niet. Het is logisch dat je een finale wilt winnen. Een finale wil je altijd winnen, ook al is het idee alleen al surrealistisch. In een finale heb je altijd een kans.

Natuurlijk ligt het niveau beduidend lager dan bij het mannenvoetbal. Je zou het niveau van een wedstrijd tussen Kameroen en Nieuw Zeeland op het WK Vrouwenvoetbal ook elke zondagavond op RTV Drenthe kunnen kijken tijdens ‘Onze Club’. Een programma waarin amateurvoetballers als Freddy Frikandel wekelijks shinen. Maar is het eerlijk om vrouwenvoetbal met mannenvoetbal te vergelijken? Nee. Sinds een aantal jaren groeit het vrouwenvoetbal en wint het aan populariteit. Mannen voetballen al meer dan een eeuw. Als ik iemand dan hoor zeggen dat het nergens op lijkt, dan zijn ze toch echt appels met peren aan het vergelijken. Iemand die al 70 jaar een sigaar rookt heeft daar ook minder moeite mee dan iemand die pas is begonnen.

Gedurende hun jacht op de wereldbeker verslinden de leeuwinnen tegenstander na tegenstander. Ze zijn te sterk voor achtereenvolgens Nieuw-Zeeland, Kameroen, Canada, Japan, Italië en Zweden. Soms met redelijk voetbal, soms op karakter. En is dat erg? Nee, natuurlijk niet. Het maakt een team eerder completer. In de finale is het een ander verhaal. Vanaf minuut één is grootmacht Amerika de bovenliggende partij en onze leeuwinnen zijn dit keer de prooi. In de achtenvijftigste minuut worden de leeuwinnen gegrepen. Een stroper genaamd de VAR schiet hen neer. De Amerikanen worden bijgestaan en Oranje krijgt een penalty, in plaats van een corner, tegen. Via de elfmeter van Megan Rapinoe en een afstandsschot van Rose Lavelle wordt de droom van onze leeuwinnen gedood.

En is dat erg? Nee, natuurlijk niet. De leeuwinnen zijn een prachtige ervaring rijker, zullen als team gegroeid zijn en hebben daarnaast een schitterend wereldkampioenschap gespeeld. Zij waren de prooi en de Verenigde Staten had honger. Zo gaat dat. Volgend jaar staat er weer een mooi toernooi voor ze op het programma, de Olympische Spelen. Hopelijk staat er dan weer een affiche tussen deze ploegen op het programma en wat zullen de Oranjeleeuwinnen dan een honger hebben.

Ik zit achter het stuur. Cruise control op 130 km/h. Het asfalt glijdt onder mij door. In de verte voert een auto groot licht. Dommelend rijd ik in een zilvergrijze auto terug naar huis, na weer een lange dag werken. Ik tik een ander liedje aan in mijn playlist en mits word ik ingehaald door een prachtige, matzwarte, Amerikaanse pick-up truck. In het kielzog van de pick-up kletteren regendruppels op mijn voorruit. De ruitenwissers slaan ze er op hun beurt weer van af. Het is koud en donker. Ik heb mijn verwarming ingesteld op standje Sahara. Alle ingrediënten voor een heerlijk afdwaalmoment.

Ik begin na te denken over het leven. Het leven zoals ik dat nu lijd en ik denk meteen aan mijn cruise control. Ik zie overeenkomsten. Niets beseffend, maar gewoon op de automatische piloot. Dat is mijn leven. Op tijd sta ik duf op. Al wrijvend in mijn ogen doe ik het licht aan in mijn appartement. De douche wacht op me. Vervolgens poets ik mijn tandjes, klieder ik wat vet in mijn haar en zet ik de koffiepot op standje pruttel. Een broodje en een kopje pikzwarte koffie verder, stap ik in de auto. Op naar mijn werk. Daarna sport of relax ik, waarna het weer tijd is om wat slaap te pakken. Next day? Same shit. Ik realiseer me dat ik te weinig geniet.

Countrymuziek is bijvoorbeeld iets waar ik ultiem van kan genieten. Het liefst stond ik op dit moment op een veld te zingen: ‘’You know I like my chicken fried and cold beer on a Friday night’’. Samen met mensen die van dezelfde muziek houden als ik. Mensen waarmee ik een biertje kan drinken achterop de ‘tailgate’. ’s Avonds de trucks rond een kampvuurtje, ‘drink in my hand’ en mijn Nashville-petje verkeerd om op. En dan, aan het einde van de avond, de vrouw achter het stuur. Cruise control op 50 km/h. Het zand hobbelt onder mij door. In de verte reflecteren de oogjes van een haas in het licht van mijn koplampen. Dommelend rijd ik in mijn prachtige, matzwarte, Amerikaanse pick-up truck naar huis, na weer een lange dag genieten.