Het is vrijdagmiddag, rond half vijf in de middag. ‘Weekend’, moet Samuel Paty hebben gedacht. De docent rondt zijn werkzaamheden af en verheugt zich op zijn zoontje, die thuis op hem zit te wachten. Fatsoenlijk als hij is, groet hij ongetwijfeld nog één van zijn collega’s, de hardwerkende conciërge of een verdwaalde leerling. Geen haar op het hoofd van die collega, de conciërge of die leerling zou hebben kunnen bevroeden dat het Paty’s laatste groet zou zijn. Paty wordt omstreeks 17:00 uur in koelen bloede onthoofd. Op straat. Bij klaarlichte dag.

Een afschuwelijke aanslag. Eén uit naam van terreur, zo zou later blijken. Aboulakh Anzorov uit Tsjetsjenië snijdt die middag de keel van de vader van een kind van vijf door. Anzorov is zelf pas achttien jaar oud. Herstel: was achttien jaar oud. De Franse politie, bedolven onder Tsjetsjeense bedreigingen en tussen rondvliegende kogels, schiet Anzorov na een klopjacht dood. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Paty is tot die bewuste vrijdagmiddag een geliefde geschiedenisdocent, die ook lessen aardrijkskunde en maatschappijleer geeft. Een leraar zoals elke leerling ze zou willen hebben, is te lezen in diverse Franse kranten. Bovendien iemand die de dialoog graag aangaat met zijn leerlingen. Iemand die grapjes maakt, maar als het moet streng kan zijn.

De middelbare school waar hij lesgeeft ligt in Conflans-Sainte-Honorine, een voorstad van Parijs. In de periode dat het proces tegen de aanslagplegers op Charlie Hebdo in volle gang is, laat Paty spotprenten van de profeet Mohammed zien. Niet uit het niets of om mensen te kwetsen. Nee, hij doet dat om de dialoog op te starten over de vrijheid van meningsuiting. Voordat hij de prenten presenteert, om even terug te komen op de fatsoensnormen van de docent, biedt hij elke leerling die er eventueel door geraakt zou kunnen worden de mogelijkheid om het lokaal te verlaten. Zo doet hij het al jaren. Nooit problemen. Tot nu. Waar de leerlingen met een islamitische achtergrond de vertrekmogelijkheid benutten, blijft er dit jaar één leerlinge met een islamitische achtergrond zitten. Als haar vader vervolgens van de les van Paty hoort, roept hij online een ‘fatwa’ in het leven. Een oproep waarin gevraagd zou zijn de leerkracht te onthoofden. Niemand spot met de profeet immers. Aangesterkt door de online steun van een ‘bekende islamitische militant’ voegt Anzorov een weerzinwekkende daad bij deze achterlijke woorden.

Het jongetje van vijf heeft daardoor geen vader meer. Geen voorbeeld. Ik vraag me af hoe hij straks op de middelbare school in de geschiedenisles zit. Zou hij dan aan zijn vader denken? Hoe is de aanslag op zijn vader uit te leggen? Volgens mij is er geen verklaring voor. Ik vind de daad bizar, maar ik vind nog iets anders curieus. De gelatenheid van het publiek en de media in Nederland. Alsof het een doorsnee nieuwsbericht is. Op de websites van verschillende kranten wordt het nieuws over het koningskoppel dat naar Griekenland vliegt boven een terreurdaad als deze verheven. In Frankrijk staan pleinen vol, betuigt een ieder steun aan nabestaanden van Paty en gebeurt er iets opmerkelijks. Geschokte imams reageren op het voorval. Dat gebeurt niet vaak na aanslagen van moslimextremisten, maar volgens één van de imams is het de hoogste tijd om als moslimgemeenschap wakker te worden. Ze schamen zich voor de dader en distantiëren zich van zijn gedrag. Anzorov is volgens hen het gif van de islam en Paty een wijs man die gemarteld is voor de vrijheid. In Nederland, waar na de Dam inmiddels is bewezen dat ook coronaproof bijeenkomsten binnen de mogelijkheden ligt, gebeurt verder helemaal niets. Geen groepen op de Grote Markt die een statement maken voor het vrije woord, geen groepen op het Malieveld met spandoeken voor Paty. Niets. Ik kan er met mijn hoofd echt niet bij.

Ik probeer me bovendien voor te stellen hoe het voor Paty’s leerlingen moet zijn. Onvoorstelbaar natuurlijk, maar ik doe een poging. De ene dag staat hun leerkracht nog vrolijk voor de klas. De andere dag is hij slachtoffer van bruut geweld dat hij met zijn leven moet bekopen. Ik dwaal even af naar mijn eigen middelbare schooltijd. Geschiedenisdocenten. Die van mij weet ik nog bij naam. Albert Eggens en Dethmer Smid. Een blokuur naar hen luisteren was geen straf. Ze hebben een onuitwisbare indruk op me achter gelaten. Niet in de eerste plaats omdat ik geschiedenis altijd leuk heb gevonden, al heeft dat er qua cijfers nooit echt op geleken, maar omdat zij hun eigen unieke wijze van lesgeven hebben. De één omdat hij zeer beschouwend, begrijpelijk en rustig verhalen kon vertellen – en omdat hij als mentor mij het voordeel van de twijfel heeft gegund terwijl anderen het niet in me zagen zitten – en de ander omdat hij van een geschiedenisles af en toe een heus theaterstuk maakte.

Ik weet niet of Smid en Eggens nog lesgeven. Misschien hebben ze een koerswijziging gemaakt en zijn ze een ander pad gaan bewandelen. Wellicht hebben ze kinderen. Een zoontje? Van vijf? Misschien ook niet. Geen haar op mijn hoofd die er aan wil denken dat hen iets dergelijks overkomt. Stel je überhaupt eens voor als dit in Nederland zou zijn gebeurd. Daar krijg je al de kriebels van. Wie kent niet iemand die in het onderwijs zit? Eén ding is me duidelijk. Paty’s lot hoort niet in Nederland, niet in Frankrijk en niet in deze wereld thuis. Zijn zoontje heeft tevergeefs gewacht op zijn vader. Ooit zal hij het willen begrijpen, maar wat valt er nou aan zoiets te begrijpen? Anders dan dat je kunt concluderen dat de mensheid toch echt verrot is.

Ik weet niet wat het is, maar ik heb altijd een grenzeloze fascinatie gehad voor bepaalde moord- en vermissingszaken. Opeens grijpen ze me naar de keel en ze laten niet los. Nooit. Ik kan diverse voorbeelden noemen: Rowena Rikkers, Nicky Verstappen, Natalee Holloway, Anne Faber en Ralf Meinema. Allemaal zaken waar ik geregeld nog eens over nadenk. Met name als ik op bed lig en de deuren van dromenland nog gesloten zijn. Wat, hoe, waarom? Vraag ik me dan af. Met name de zogenoemde ‘Kofferbakmoord’ van drie jaar geleden. De moord op Ralf Meinema. Misschien komt het omdat het ‘in de buurt’ is gebeurd of omdat de beelden nog altijd op mijn netvlies branden. De zwarte Mercedes met de neus in het water van het Stieltjeskanaal. De ruitenwissers zwiepen datzelfde water ritmisch van de voorruit van Ralfs auto. Ik blijf de zaak op de voet volgen. Onophoudelijk.

Eigenlijk probeer ik over alle bovenstaande zaken ieder stukje informatie dat vrijkomt op te slaan. Het zijn allemaal verhalen van vermiste mensen die zomaar je schattige buurmeisje, lieve neefje of beste kameraad hadden kunnen zijn. Mijn hart gaat sneller kloppen bij het minste of geringste aan informatie. Een nieuwsbericht of pushmelding gerelateerd aan deze zaken en ik sta aan. Of het nou de verborgen camerabeelden van Joran van der Sloot, de aanhouding van Jos Brech of het wel of niet verlengen van de TBS van Mike J. betreft. Laatstgenoemde is de stiefvader en moordenaar van Rowena Rikkers. Die berichten grijpen me aan op de één of andere onverklaarbare wijze. Van loswrikken is geen sprake.

Ik merk ook dat ik het kwijt moet raken. Alle gedachten die door de verschillende gangen in mijn hoofd wandelen. Wat ik ermee moet, weet ik niet. Meestal schrijf ik het van me af, dus bij deze. Bovendien is aandacht voor dergelijke zaken van ongekend belang. Zonder aandacht verdwijnen ze uit het zicht. Het komt misschien nog ergens op een verdwaald cold case kalendertje terecht, die wellicht door een geïnteresseerde jongeman nog eens wordt doorgebladerd, maar tot echte doorbraken vrijwel nooit leidt. Dat moet voor familie en vrienden van de personen waar het om draait afschuwelijk zijn, en dus is iedereen die er weer eens over leest mooi meegenomen.

Vorige week is de rechtszaak tegen Jos Brech gestart, de verdachte van de moord op Nicky Verstappen. In de hoop op antwoorden volg ik het wederom op de voet. Meneer houdt de kaken nog altijd op elkaar. Op een vage, ingestudeerde videoboodschap na. Elke vraag die naar aanleiding van die boodschap wordt gesteld, wordt door Brech op aanraden van advocaat Gerald Roethof beantwoord met een beroep op het vijfde amendement. Het zwijgrecht. Oftewel – vooralsnog – geen antwoorden voor de familie en betrokkenen. Gruwelijk en frustrerend bovendien, maar door deze bijzondere, onsamenhangende verklaring is wel gebleken dat het net rondom Brech zich langzaam sluit en dus blijft er zicht op gerechtigheid.

Eenzelfde situatie lijkt zich nu te voltrekken voor de familie Meinema. De afgelopen dagen zijn er een aantal ontwikkelingen omtrent de brute moord op ‘Ralfie’. Kort resumé: Ralf Meinema wordt ontiegelijk toegetakeld en vermoord teruggevonden in de kofferbak van zijn zwarte Mercedes. De klassieker hangt half in het Stieltjeskanaal tussen Coevorden en Zandpol. De dader(s) hebben hem willen laten verdwijnen, maar daar steekt de trekhaak van de Mercedes een stokje voor. Mijn adrenaline schiet bij elk nieuwsbericht over de Kofferbakmoord naar een hoogtepunt. De podcast van Renate Winkel en Bas van Sluis heb ik al wel veertien keer beluisterd.

De dader(s) hebben Ralf en zijn auto willen laten verdwijnen. Op dezelfde manier als de personen achter ‘de moord op de boekhouder’. Accountant Dirk Albert Hekman wordt in 2011, ongeveer zes jaar na zijn verdwijning, door stom toeval uit het Stieltjeskanaal gevist. Praktisch op dezelfde plek als waar de Mercedes van Ralf van de wal is geduwd. Een schipper is negen jaar geleden op een avond met zijn boot op de gezonken wagen van Hekman gevaren. Het is op die bewuste plek blijkbaar diep genoeg om iemand misschien wel voorgoed te laten verdwijnen. Het nieuws brengt de personen die Ralf en zijn Mercedes wilden laten verdwijnen in ieder geval op het idee.

Op de plek waar Ralf is gevonden, waait op het moment dat ik het bezoek een gure wind. Het is niet een plek waar je eventueel zou gaan zoeken naar een vermiste auto, is mijn mening. Een alledaagse plek, maar door bovenstaande gebeurtenissen opeens niet meer zo alledaags. Lichte regen snijdt in mijn gezicht. Langzaamaan daal ik de steile wal af in het zompige gras. Ik  probeer zo goed en zo kwaad als het gaat mijn evenwicht te houden voor ikzelf in het water sodemieter. Vervolgens staar ik een aantal minuten voor me uit en om me heen. Wat een plek. Ik ken het tot dan toe alleen van de welbekende foto’s en videobeelden. Mijn sokken zijn inmiddels drijfnat. Diverse auto’s passeren gedurende die minuten mijn Volkswagen Uppie, die ik met. brandende alarmlichten in de berm heb geparkeerd. Ik verbaas me over het aantal voorbijrazende verkeersdeelnemers. Het zijn er best veel. Aan de overkant snelt ook om de zoveel tijd een voertuig voorbij.

Tekst gaat verder onder de foto

Wat er precies is gebeurd die nacht in maart 2017 is tot op heden onduidelijk. Vrienden en familie wijzen allemaal een bepaalde richting uit. Een vriend die zich maf heeft gedragen na de vondst van Ralf blijft in het vizier. Hij is daarentegen niet één van de mannen die onlangs is aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de moord op Ralf. Dat zijn de 28-jarige Kenny B. uit Klazienaveen en de 42-jarige Hans O. uit Emmen. Laatstgenoemde is tevens de persoon waarmee Ralf die bewuste avond had afgesproken. Ralfs ouders houden stug vol. Zo zegt vader Wietze stellig in de eerdergenoemde podcast: “Er zijn mensen die meer weten. Als één van iets af weet, dan kan hij dat misschien voor zich houden. Als er twee mensen van iets af weten, wordt het al lastig. Maar als er drie mensen van zoiets af weten, dan komt dat vroeg of laat uit. Daar ben ik van overtuigd.”

Dankzij de aanhoudingen van B. en O. gloort de hoop weer volop. Mijn wens is natuurlijk de vader van mijn gedachte, maar desondanks hoop ik vurig dat er eindelijk wordt gepraat na drie jaar zwijgen. Net als bij de arrestatie van Brech, die inmiddels al tweeëntwintig jaar zijn kaarten tegen zijn iele borst houdt. Er moeten antwoorden komen op de vragen van vrienden en familie. Ik ben me ervan bewust dat ik natuurlijk makkelijk praten heb, want de ene keer denk ik eraan en de andere keer zet ik het even uit. Voor familie en betrokkenen is dat niet aan de orde. Het moet wel een monsterlijke nachtmerrie zijn. Een genadeloze kwelling om iedere dag een oog proberen dicht te doen na weer een etmaal niets te hebben gehoord. “Een dag voelt voor ons als een week”, vertelt de moeder van Ralf in de podcast. Ik wil me er alles bij voorstellen, maar dat kan ik niet. Zij staan jaar in jaar uit, iedere fucking dag op met de hoop op gerechtigheid. Dat is wat hen op de been houdt. Hoop, hoewel die soms ook tot de bodem van het Stieltjeskanaal moet zijn gezonken. Althans, dat is wat ik denk. Het zijn mijn zaken niet, maar dus ook een beetje wel.

Ik blijf in ieder geval aan hen denken. Aan de familie en vrienden van Ralf en de anderen die nog altijd met vragen blijven zitten. Voor wat het waard is: ik hoop met u mee. Houd moed en waanzinnig veel sterkte. Eerlijkheid duurt het langst en als het dan eindelijk de kop op steekt, is het hopelijk het wachten waard. Vroeg of laat komt ook de waarheid boven water.

Ags Connolly

en ik verwacht niet dat je het begrijpt...

Verrast ben ik, als ik opeens een aankondiging van een countryartiest voorbij zie komen op de website van het Dagblad van het Noorden: ‘Authentieke country van Ags Connolly klinkt bij VanSlag in Borger’. Mijn eerste gedachte is: ‘Daar moet ik bij zijn’. Mijn liefde voor countrymuziek heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken. Ik weet er veel van en zing moeiteloos met de meeste countryartiesten mee, maar Ags’ muziek is nog niet uit mijn speakers gekomen. Daar komt in de dagen die daarop volgen verandering in, waarop ik besluit de stoute boots aan te trekken. Korte research leert me dat Ags nog in de lente van zijn carrière zit, dus ik waag er een berichtje op. Zit er een interview in? Dat is de vraag. Het antwoord van de traditionele countryzanger: “Ik denk dat we wel tijd kunnen vinden voor een interview, Tom!” En zo geschiedt. Op vrijdagavond 11 september 2020 spreek ik met Ags Connolly (38) op de zolder van VanSlag. Hieronder leest u zijn verhaal en maakt u kennis met een voormalig accountant die heeft besloten zijn hart te volgen en nu een leven als (te) bescheiden countryartiest leidt. Een leven waar hij zelf ook nog wel eens raar van op kijkt.

Onaangetaste bruine boots, een spijkerbroek en een blauw gestreepte blouse. Bij binnenkomst in VanSlag kan ik er niet omheen. Als hij zich omdraait wordt duidelijk dat een cowboysbelt het geheel samenhoudt. Daarboven? Een goede kop en een nog betere baard. Een lichtgroene cap maakt de bijzondere verschijning van de sympathieke Connolly af. Hij lacht. De boekhouder uit Oxfordshire staat vanavond op het podium van VanSlag en hij is blij: “Het is de eerste keer dat ik in Nederland ben, dus ik ben heel benieuwd en ik heb er erg veel zin in.”

Gewapend met een glas bier loopt hij de trap op naar de zolder van het poppodium in Borger. Op een zichtbaar comfortabele sofa begint Connolly te vertellen. Maar liefst dertien jaar werkt hij in de financiële dienstverlening. Een kantoormuis dus: “Ik haatte iedere minuut en op een gegeven moment verloor ik mijn baan.” Het is het startsein van de omslag in zijn leven. “Ik wilde eigenlijk songwriter worden en was geïnspireerd door grootheden als Bob Dylan en Leonard Cohen”, vertelt Connolly. Hij richt zich op folkmuziek, maar als hij op een avond op stap is met vrienden besluit hij het over een andere boeg te gooien: “Later zag ik James Hand country spelen. Mijn vrienden vonden het niks, maar ik wist het. Traditionele country is mijn ding. Het past beter bij mijn stem en bij mij als persoon.”

Hand wordt en is Connolly’s grote voorbeeld. Hij wijdt er zelfs een liedje aan: ‘I saw James Hand’. Om het liedje heen refereert hij geregeld aan de countrylegende. Hand is gedurende lockdown, in juni dit jaar, overleden. “Ik denk dat hij het allemaal niet meer aan kon. Dat hele gedoe met het coronavirus en dergelijke”, verklaart Connolly op het podium.

And if you’ve never seen James Hand, I won’t expect you to understand. He’s a hillbilly spirit that appears as a man. And I know, cause I saw James Hand.

Ags Connolly – I Saw James Hand

Bij traditionele country moet men niet denken aan de Luke Bryans, Brett Youngs en Jake Owens van deze wereld. Nee, in dit genre stelen Willie Nelson en Waylon Jennings de show. Daarbij moet men denken aan David Allan Coe, Johnny Cash en Johnny Paycheck. Stuk voor stuk verhalenvertellers en ‘outlaws’, waar veel mensen zich mee kunnen identificeren of waar ze tegenop kijken. “Ik vind Johnny Paycheck een geweldige vocalist. Door veel naar deze mannen te kijken, heb ik mijn eigen stijl proberen te ontwikkelen met diepgaande, persoonlijke teksten. Veel van mijn liedjes komen voort uit gebeurtenissen in mijn eigen leven.” Dat is volgens Connolly ook het geheime ingrediënt van countrymuziek: “Toen ik startte met deze muziek wilde ik diepte in mijn teksten. Daarom zing ik veel ‘sad songs’. Ik denk dat mensen het van nature interessanter vinden om naar verdrietige liedjes te luisteren. Daar voelen ze zich vaak beter door. Het stelt hun leven in perspectief en biedt inzicht in het feit dat het altijd erger kan.”

Tijdens zijn allereerste tour door Nederland wordt hij verwend. Iets waar de nederige Connolly maar moeilijk mee om kan gaan. “Het is heel raar. Mijn ‘booking agents’ rijden me door heel Nederland. Ze laten me allerlei mooie plekken zien en ik laat het allemaal over me heen komen, maar ik zorg er wel voor dat ik er niet gewend aan raak. Ik weet dat dit boven mijn stand is”, verklaart hij wederom bescheiden. Gedurende zijn concert vertelt hij meerdere keren op een bijna neerbuigende manier over zijn eigen werk. Met een cynisch lachje tot gevolg. Iets totaal onnodigs als je goed naar zijn werk luistert.

Ags Connolly op het podium van VanSlag in Borger, Nederland

Als Engelsman voor country kiezen, is opzienbarend. “In het Verenigd Koninkrijk wordt countrymuziek een beetje als een grap gezien. Al gauw komt dan de ‘cowboy- en linedancevergelijking’ op tafel”, legt de zanger uit. Hij gebruikt daarbij het woord ‘cheesy’. Het is helaas zoals het genre ook in Nederland ten onrechte wordt gezien. Het deert hem echter niet. Stoïcijns schrijft en zingt hij door, ondanks de mening van zijn directe omgeving. Eenzaamheid kent Connolly niet. Hij houdt ervan om alleen te zijn.  

Toch is de bakermat van de countrymuziek, Nashville, niet de plek waar Connolly het wil maken: “Er is zoveel competitie in Nashville. Er zijn teveel mensen die hetzelfde doen daar.” Hij geeft aan niet aangewezen te zijn op een bepaalde plek: “Ik zal in het Verenigd Koninkrijk blijven totdat ik een bepaald plafond heb bereikt voor mijn gevoel. Wanneer dat is, kan ik niet zeggen.” Over tien jaar wil Connolly terugkijken en kunnen zeggen dat hij de muziek heeft gemaakt die hij wilde maken. De ingetogen Engelsman en zijn muziek verdienen erkenning. “Ik wil tegen mezelf kunnen zeggen dat ik het helemaal zelf heb bereikt. Dat ik, wat ik dan heb, heb opgebouwd vanuit niets. Als ik dat kan zeggen, dan ben ik oprecht trots op mezelf.”

De aanwezigen die vrijdagavond in Borger luisteren aandachtig naar wat Ags te vertellen heeft. Een blik in de zaal bewijst het. Een aantal monden heeft de lippen niet meer op elkaar. Ogen staren geconcentreerd naar de Engelsman en veters dansen in de lucht als voeten op Connolly’s melodie meetikken. De sprookjesachtige setting in VanSlag werkt daarin bevorderend. Het schitterende kerkgebouw, de ingetogen opstelling afgewerkt met van die ouderwetse, geweven tafelkleden. Het zijn de ingrediënten voor een heerlijke avond, waar ikzelf oprecht van heb genoten. Van de eerste noot tot het laatste slokje bier.

Het is lastig om Connolly in één zin te vatten. Dubbelzinnig, eigenaardig, nederig, vriendelijk, allicht een karikatuur van zichzelf, maar bovenal een geweldige muzikant, die schitterende liedjes maakt. Met behulp van ‘Vocalzones’ brengt hij ze in Borger loepzuiver ten gehore. Tussen zijn liedjes door knabbelt hij er lustig op los. De reden? “Eén keer ben ik mijn stem kwijtgeraakt op het moment dat ik moest zingen. Ik voelde het opeens op mijn keel slaan en er kwam gewoon niets meer uit. Dat is echt het ergste wat een muzikant kan overkomen. Sinds ik deze snoepjes eet, is het nooit meer misgegaan. Misschien zit het ook wel tussen mijn oren. Wie zal het zeggen”, vertelt hij terwijl hij zijn schouders ophaalt. Hij opent nog een Warsteiner, deelt her en der een handtekening uit en vervolgt zijn eigen pad. Niet zoals een ander, maar zoals Ags. De excentriekeling.

En als je hem nooit hebt gezien, dan verwacht ik niet dat je het begrijpt. Hij kan meer dan hij denkt en de wereldwijde erkenning is een kwestie van tijd. Ik kan het weten, want ik heb Ags Connolly gezien.

Voordat je begint aan ‘201 Rhine Drive’, kun je beter eerst deel 1: ‘Glooperdiehot‘ en deel 2: ‘Piereschieter‘ lezen!

Deel 3: ‘201 Rhine Drive’

We praten over van alles en nog wat. Wat precies? Geen idee. Het is één van de vele gesprekken gedurende mijn verblijf in Nashville waar ik me vrijwel niets van kan herinneren. Hun namen? Al sla je me dood. Ik weet wel dat hij nogal scheutig was met de shotjes Fireman die middag. Lol hebben we zeker gehad. Gelachen? Onafgebroken. Scrollend door de foto’s veeg ik het stof van mijn herinneringen. Bij een aantal moet ik vaker vegen. Een enkeling is niet meer terug te halen. Hun namen bevinden zich in de laatste categorie. Op de foto erna sta ik samen met twee gasten op het dakterras van ‘Nudies Honky Tonk’. Hoe ik er ben gekomen blijft een raadsel. Ik vermeld zojuist stoer dat het ‘Nudies Honky Tonk’ is, maar daarbij heeft Google Streetview me geholpen. Die twee gasten zijn BJ Supple en Bronson Volk. Een notitie ergens in het duizelingwekkende archief van mijn telefoon leert me dat. Ik ontmoet hen terwijl het nog licht is. Het duo wordt met mijn toevoeging een drietal en we trekken de rest van de dag samen op. Zij zijn met vakantie, ik ben met vakantie. We drinken de hele middag en avond door en ergens in de nacht verlies ik ze uit het oog. Zo blijkt, want na een aantal foto’s met onbekenden kom ik bij het laatste filmpje van die avond. Bronson en BJ zijn er niet meer op te bekennen. Op het filmpje is wel te zien dat het druk is in Honky Tonk Central. Ik ben alleen en heb het geweldig naar mijn zin. Een band speelt ‘Callin’ Baton Rouge’ en het zoveelste biertje maakt mijn avond compleet. Dronken ben ik wel, maar het is mijn eerste dag in Nashville en het overtreft al mijn verwachtingen.

BJ Supple & Bronson Volk

De volgende dag word ik wakker en ik doe wat ik altijd als eerste doe ’s ochtends: mijn telefoon bekijken. Ik kan het niet vinden. ‘Huh, maar ik had hem toch nog vannacht? Hoe ben ik anders thuisgekomen’, vraag ik mezelf af terwijl ik mijn droge bek met een flesje water verhelp. ‘Dan zou ik hem al in de Uber die mij thuis heeft gebracht moeten hebben verloren’, bedenk ik me. Ik ben niet snel in paniek, dus rustig trek ik eerst nog alles in mijn kamer overhoop. Kussensslopen keer ik binnenstebuiten, het bed til ik op en zelfs mijn koffer wordt grondig doorzocht. De douane op het vliegveld zou jaloers zijn op de doorzoektechniek die ik uit mijn mouw schud die brakke ochtend. Niets. Mijn verzopen brein probeert de avond te reconstrueren, maar dat gaat – zoals je kunt verwachten – niet florissant. Met een bonzend hoofd strompel ik de keuken van mijn Airbnb in, wrijf eens in mijn ogen en zie een bewoner rustig zijn cornflakes wegwerken. Nadat hij anderhalve dag daarvoor kennis heeft gemaakt met ‘the drowned Dutchy’, is dat bij onze tweede ontmoeting niet anders. Wederom verzopen, maar ditmaal ook hopeloos verloren. Ik leg hem mijn ijzingwekkende probleem voor, waarop hij vervolgens zijn iPhone tevoorschijn tovert. Ik weet niet hoeveel schietgebedjes je in twee minuten kunt doen, maar ik doe er veel. Bizar veel, want mijn telefoon is alles op reis: navigatie, fotocamera, bank, bewaker van reisdocumenten en wat al niet meer. Ik realiseer me dat ik zonder mijn telefoon niet eens terug kan reizen en dan krijg ik het warm. Wanhopig staar ik in het luchtledige. Als ik ‘Zoek mijn iPhone’ niet aan heb staan, zijn de rapen gaar. En niet zo’n beetje ook. De vriendelijke bewoner vult mijn Apple ID in en we zoeken. Het duurt even en de zweetdruppels vloeien, aangesterkt door alle alcohol, inmiddels overal naar buiten en dan centreert er opeens een puntje op het beeldscherm. “I found it”, hoor ik en dat is alles wat ik op dat moment wil horen. Mijn telefoon blijkt aan de andere kant van Nashville te liggen en ik ben al opgelucht. Het is terecht, maar nu moet ik het nog terug zien te krijgen. Er staat een adres bij en ondanks dat ik veel stof op herinneringen heb liggen, zal ik dat adres nooit vergeten: 201 Rhine Drive.

Na een snelle douche staat de Uber al voor. Gestrest stap ik in, bedank de redder in nood vluchtig en vervolg mijn weg naar het desbetreffende adres. Eenmaal aangekomen, je verzint het niet, blijkt er niemand thuis. Ik bel aan en loop rondjes om het huis in de hoop een glimp van iemand op te vangen. Ik gedraag me een klein kwartier als een inbreker die rond een huis sluipt en dan geef ik het op. Ik besluit te wachten en ga naast de oprijlaan in het gras zitten. Het duurt lang. Heel lang. De hoop op het terugkrijgen van mijn telefoon, maakt het allemaal wel een stuk minder moeilijk. Waar ik anders al ongeduldig word wanneer iemand voor mijn gevoel twee seconden te lang voor een groen stoplicht blijft staan, kan ik hier moeiteloos uren in de tuin zitten. Het zonnetje schijnt en bij elke auto hoop ik dat het de bewoners van het huis aan 201 Rhine Drive zijn. Na drie kwartier zie ik een auto afremmen en mijn hart begint sneller te kloppen. Ze rijden alleen de verkeerde oprijlaan op. Die van de buren namelijk. Ik baal, maar blijf stug zitten. Ik moet wel, want waar ben ik zonder telefoon? Na anderhalf uur komen de buren naar buiten. Of het wel goed met me gaat. Tja, die zullen wel gedacht hebben: ‘die gek zit al zo lang bij onze buren op de oprijlaan’. Ik leg hun mijn situatie uit. Ze leven met me mee, geven me een flesje water  – waar ik op dat moment een moord voor zou hebben gedaan – en hopen met mij dat hun buren gauw thuis zullen komen. Na tweeënhalf uur is het dan eindelijk zo ver. Het moment van de waarheid. Een zwarte Volvo XC90 (lees ik in de rittenhistorie van mijn Uber-app) komt de oprijlaan op. Ik zie de Ubersticker op zijn raam en word al lichtelijk enthousiast. Het blijkt Olanrewaju te zijn (lees ik ook terug in de historie van mijn Uber-app) en hij draait zijn raampje naar beneden. Ik weet nog precies wat ik tegen hem zei: “Excuse me, sir. I’m really sorry to disturb you in your own garden, but I lost my phone last night in an Uber and ‘Find my iPhone’ says it’s here.” Voordat ik hem kan vragen of hij enig idee heeft, gaat zijn rechterarm naar de stoelleuning. In het bakje eronder zie ik het unieke hoesje van mijn telefoon al tevoorschijn komen. “Is this it”, vraagt Olanrewaju en ik kan mijn geluk niet op. Hallelujah. Het is terecht. Ik bestel meteen mijn ‘new best friend for ever’ als Uberdriver terug naar mijn Airbnb.

Onderweg lach ik samen met Olanrewaju over het avontuur wat ik mijn eerste dag en nacht in Nashville kan noemen. Ik scroll, net als nu, door de foto’s om eens te kijken of het reconstrueren van de avond nu wel lukt. Het lukt ietsje beter, maar dan zie ik een filmpje waarvan ik me totaal niets kan herinneren. Samen met iemand zing ik Bon Jovi’s ‘Livin’ on a prayer’. We hebben lol voor tien en volgens mij is dit weer een andere bar als waar ik de avond ervoor ben geëindigd. Zelf kom ik ook in beeld op dat filmpje en het bevestigt mijn vermoeden: ik was heel dronken. ‘Niet best’, denk ik. Gezellig? Dat wel. Verbaasd zit ik naast Olanrewaju te kijken naar wat er allemaal is gebeurd en dan zie ik op Facebook een vriendschapsverzoek van ene Mark Louis Pate. Een blik op zijn profielfoto leert me dat het die kerel is van het filmpje waarin we samen Bon Jovi imiteren. Mark blijkt ook alleen op reis te zijn en de rest van zijn vakantie, die dan nog vier dagen duurt, trekken we samen door de bakermat van de countrymuziek. We doen drankspelletjes met onbekenden, gaan uit eten, stellen nieuwe vriendschappen aan elkaar voor en dat wordt allemaal samengevoegd in een Whatsappgroep genaamd ‘Wolfpack’. Een groep eenzame wolven die in hun uppie het avontuur aan zijn gegaan en in de Wolfpack een gezamenlijke roedel vormen.

Mark is een gouden gozer, dat is me al snel duidelijk. We worden vrienden en een jaar later bezoek ik hem in New York, waar hij vandaan komt. We staan op skyscrapers, bezoeken een NBA-wedstrijd in Madison Square Garden en drinken bier in het oudste barretje van de stad. Weer een jaar later bezoekt hij Amsterdam, gaat er een wereld voor hem open als hij de FEBO ontdekt en drinken we een biertje op het terras bij Tante Roosje aan het Rembrandtplein. Nog steeds hebben we regelmatig contact en waar het kan, proberen we af te spreken om mooie herinneringen op te halen en nieuwe te maken. Vrienden voor het leven, maar wat als ik mijn telefoon niet had teruggevonden? Dan was deze vergeten onvergetelijke ontmoeting wellicht voor altijd vergeten…..

Foto: Laurie Shaull

Zwarte plaatjes zie ik als ik social media open. #BlackLivesMatter is trending topic op Twitter. Terecht. Of het echter veel doet, weet ik niet. Mijn hoop is in ieder geval dat George Floyd niet voor niets is gestorven en daarom moet ik het even doen. Ik kan het niet naast mij neerleggen. Ik moet hierop reageren. Het land waar ik meermaals tot groot genoegen te gast ben geweest, staat namelijk letterlijk en figuurlijk in de brand. Deze hele plundersituatie die zich momenteel in Amerika voltrekt, is achterlijk. Eén van de laatsten. Dat ben ik om te zeggen dat racisme niet bestaat. Overal in de wereld worden mensen nog altijd als ongelijkwaardig beschouwd door de kleur van hun huid, het geloof dat zij aanhangen of de seksuele geaardheid die hun voorkeur geniet. Dat is er en dat zal er ontegenzeglijk altijd zijn, maar wat er nu gaande is. Dat kunnen we toch alleen maar verafschuwen? Volgens mij is het iets wat ook Floyd niet heeft gewild.

Even terug naar die vijfentwintigste van mei. George Floyd blaast zijn laatste adem uit als het asfalt van een straat in Minneapolis in zijn gezicht wordt gedrukt. Hij overlijdt op 46-jarige leeftijd. Niet omdat zijn leven erop zit, hij al jarenlang aan een slopende ziekte lijdt of omdat hij zijn leven verliest in een tragisch ongeval. Nee. Floyd komt om het leven omdat politieagent Derek Chauvin acht minuten en zesenveertig seconden lang  zijn knie, en dus zijn volle gewicht, op de nek van de inwoner van Minneapolis plaatst. Floyd, vader van twee dochters, zou een pakje sigaretten hebben betaald met een vals briefje van twintig dollar. Door het gewicht van Chauvin, die met bepakking eenvoudig de honderd kilo passeert, stroomt er te weinig bloed naar Floyds hersenen. Na vijf minuten raakt hij buiten bewustzijn. Bijna vier minuten later heeft Chauvin nog steeds zijn knie in de nek van de bewusteloze Floyd, die daardoor overlijdt.

Een opgeleide agent zou toch moeten weten dat boeien, op de zij leggen en opstaan de handeling is? Dat je iemand kunt verstikken als diegene op hun borst op de grond ligt en je je volle lichaamsgewicht op iemands nek plaatst? Het is totaal onnodig en buiten alle proporties wat Chauvin daar aan het doen is. In het medische rapport zou staan dat de doodsoorzaak niet de knie van Chauvin is, maar het zwakke hart van Floyd. Daar gaan die paar haartjes die ik op mijn rug heb van overeind staan. Dat is klinkklare bullshit natuurlijk. Laat ik het eens in perspectief stellen: Ik breek bij iemand in en ik ben gewapend. De bewoner betrapt mij, maar schrikt dusdanig dat hij een hartstilstand krijgt en overlijdt. In bovenstaande theorie zou ik dus niets te maken hebben met de dood van deze man, want zijn hart bleek te zwak te zijn. Omgekeerde wereld, right? De enige waarheid die er is, is dat een achterlijke idioot Floyd met opzet heeft vermoord en daarom aangeklaagd zou moeten worden voor moord. End of story.

Dan de gebeurtenissen die zich na de dood van Floyd voltrekken. In diverse steden in de wereld wordt met harde hand protest gevoerd en dat is een goed democratische recht, maar waar zijn we toch mee bezig? Er heerst ook een coronavirus, maar daar lijkt men zich niets van aan te trekken. Er is een donkere man vermoord door een witte agent. I get it. Dat hoort niet, verafschuw ik en daar moet zeker op gereageerd worden, maar toch niet door winkels in de fik te steken, het levenswerk van onschuldigen te vernielen of door zaken te plunderen? Wat heeft dit met #justiceforgeorge te maken? NIETS! Zoals dat altijd gaat in een democratie, wordt iemand die zich misdraagt op het beklaagdenbankje gezet bij de rechter. Dat gebeurt nu ook. Alle betrokken agenten zijn ontslagen en Chauvin wordt aangeklaagd voor moord. En terecht! Zijn handelen is niet goed te praten, maar het kan toch niet zo zijn dat een hardwerkende ondernemer, die al jaren bijvoorbeeld een kledingzaak in Minneapolis runt, zijn winkel ineens in vlammen op ziet gaan? Puur en alleen omdat gajes dit geweld als reactie op de dood van Floyd tentoonspreidt. In heel Amerika worden winkels, restaurants en overheidsgebouwen naar hartenlust geplunderd. What the fuck?! Deze mensen geven geen fuck om George Floyd. Het enige waar ze iets om geven is een nieuwe flatscreen. In Los Angeles worden politieauto’s besprongen en elders worden vrachtwagenchauffeurs bedreigd en overvallen. De mensen die dat doen gaan geen geld inzamelen om een memorial te regelen voor Floyd. Zij geven alleen om zichzelf.

Een vriend van mij stuurde een filmpje van een winkelcentrum in de Bronx, New York. Dat is 2000 kilometer van Minneapolis. Het gros van deze winkels hebben houten platen voor de winkeletalages nadat ze met geweld zijn leeggeroofd. Daar kan ik met mijn hoofd dus gewoon niet bij. Hetzelfde geldt voor de demonstratie tegen racisme op de Dam afgelopen maandag. Wekenlang, wat zeg ik, maandenlang moeten we ten bate van de volksgezondheid zoveel mogelijk binnen blijven en afstand van elkaar houden. Er gebeurt iets en we duikelen met elkaar over de Dam. Mensen, denk na! Kijk naar Groningen en Den Haag. Zo kan het ook! Het lijkt wel alsof dit vreselijke voorval in Minneapolis niet alleen een zwarte foto’s op Instagram oplevert, maar dat het gezonde verstand van mensen ook op zwart gaat.

Hoe triest het ook is. Het resulteert in een situatie waarin iedereen verliest. Laat ik vooropstellen dat uitschot met een penning (nu gelukkig niet meer) de dood van Floyd op zijn geweten heeft en ik hoop van harte dat Chauvin op gepaste wijze wordt gestraft. Tuig hebben echter Floyds erfenis vermoord door niet de aandacht op het tragische lot van Floyd te vestigen en de discussie aan te wakkeren, maar door als losgeslagen dieren te gaan plunderen en onschuldige mensen hiervan het slachtoffer te laten zijn. Geweld woekert dit gedrag alleen maar aan. Daardoor wordt de dood van Floyd naar de achtergrond verdrongen en dat is bedroevend, zielig en onacceptabel. Hij zou de geschiedenis in moeten gaan als het laatste slachtoffer van racisme, maar door al het onbegrijpelijke gedrag van zoveel mensen sterft hij waarschijnlijk voor niets. Hij zal zich omdraaien in zijn graf. Wees er maar trots op.

George Floyd, moge hij alsjeblieft rusten in vrede..

#AllLivesMatter

Deel 2: ‘Piereschieter’

Ik stap naar binnen bij Crazy Town, kijk naar Clawson en zijn gitaar en loop langs de familie. Nogmaals, het is 11:00 uur in de ochtend. Ik merk op dat de familie al aan de alcoholische versnaperingen zit. Een lichte twijfel, maakt gauw plaats voor een gedecideerde ‘Fuck it’. Het is mijn allereerste dag ooit in Nashville, ik luister naar live countrymuziek in een authentieke countrybar en ik kan nauwelijks bevatten dat ik mijn droom leef. Ik besluit chauvinistisch een Heineken te bestellen en plaats mezelf op een kruk om te genieten en ietwat voorzichtig mee te zingen met de liedjes die Clawson speelt. Lachend naar de familie aan de zijkant en de barvrouw, kan deze dromerige Drent zijn geluk al niet op na een halve dag Nashville.

Even later merkt de muzikant op dat de familie uit Chicago komt. Wat een toeval. Het blijkt dat ze naar Nashville zijn getogen om een verjaardag, een huwelijksjubileum en een huwelijksaanzoek te vieren, waarbij het duidelijk is dat één van de familieleden gaat trouwen. Opvallend is het feit dat de groep uit vrijwel alleen vrouwen bestaat. Er is één man bij die zich overigens prima vermaakt met het overschot aan oestrogeen. Na twee Heineken en de achtenveertig liter koffie van eerder die dag, duurt het niet lang voordat ik het toilet van Crazy Town een bezoekje moet brengen. Tijdens het handen wassen stapt het mannelijke lid van de familie binnen. Scherp als ik ben, trek ik de conclusie dat hij degene moet zijn die een huwelijksjubileum viert. Hij is immers de enige man en voordat ik nadenk over het feit dat ik deze plank zomaar eens finaal mis kan slaan, zeg ik vrolijk: “Happy anniversary!” Een kordate “Thank you, haha!” volgt. Daarop raak ik aan de praat met ‘JC’ uit Batavia, een kleine plaats op zo’n drie kwartier rijden van Chicago. Hij legt me de samenstelling van het gezelschap uit en ik vertel wat ik in Nashville kom doen, waarna onze wegen weer scheiden. Ik zie dat mijn plek inmiddels is ingepikt en besluit aan de bar nog maar een biertje te bestellen. De muziek is goed, de tarwesmoothie smaakt me prima en de sfeer van een Honky Tonk is zoals Luke Combs zingt ‘my kind of place’. Kort daarna loopt JC langs mij en na een overleg van tien seconden met de rest van de familie, gebaart hij dat ik erbij moet komen zitten. Goed om te weten is dat ik, voordat ik voet op Amerikaanse bodem heb gezet, met mezelf heb afgesproken dat ik gedurende deze reis overal ‘ja’ op zou zeggen. Puur om iets te beleven, wat je niet zou beleven wanneer je in je comfortzone zou blijven hangen. Het gebaar van JC is het eerste moment in Nashville waarop ik bij mezelf denk: ‘Ja, Tom. Dit is precies wat je van tevoren met jezelf hebt afgesproken.’ Ik zit inmiddels een paar uur met de gezellige familie aan tafel. Time flies when you’re having fun. JC, Julie, Penny, Sarah, Sue, Lisa, Ashley en Paige zijn geweldig. We zingen voorzichtig mee en kletsen over van alles en nog wat. Het klikt. Dat kan ik wel stellen en het wordt bevestigt als JC met het idee komt om een hapje te gaan eten bij het fameuze ‘Tequila Cowboy’. Hij nodigt mij uit: “You have to join us for dinner. You belong with us now.” Ik antwoord: “Tequila Cowboy it is!”

We steken Broadway over en nemen bij binnenkomst plaats in een hoekje. De muur is op onze plek versierd met uiteenlopende, geschreven creaties van bezoekers. Wederom worden we bediend met livemuziek. Een ieder bestelt waar diegene trek in heeft en ik besluit op dat moment afstand te nemen van mijn kinderjaren. De jaren waarin ik nogal eens als ‘piereschieter’ ben weggezet, omdat ik het oeroude gezegde ‘wat de boer niet kent, dat vreet ie niet’ in ere wilde houden. Nee. Op deze dag overlijdt piereschieter Tom en na mijn fijne ontbijtje, maak ik nog een stapje op culinair gebied. Ik bestel de beste burger ooit, zo blijkt. Waar ik het normaal niet zo heb op geheimzinnige sauzen, schijven tomaat, halve augurken en andere shit wat ze allemaal tussen een kadetje weten te proppen, laat ik me vandaag niet kennen. Deze burger is pittig, maar staat naast het recept van mijn moeder dat de naam ‘Patrick Kluivert’ draagt in de lijst met betere kost dat ik in mijn leven op heb mogen peuzelen. Inmiddels zingen we vol goede moed mee met ‘Drink in my hand’ van Eric Church. Tijdens het eten besluiten Ashley en Paige dat hun namen niet op de muur van Tequila Cowboy mogen ontbreken. Voordat ik er erg in heb, wordt ook mijn naam op de muur gekalkt: ‘Tom from Holland’ en trots poseer ik voor het kunstwerk van de dames.

Als de maaltijd  de huig heeft gepasseerd en we het weg hebben gespoeld met een verfrissende Bud Light, komt de rekening. Ik wil graag mijn eigen deel betalen, maar daar wil mijn Amerikaanse familie niets van weten. JC: “No way, you’re the guest. We invited you, so we’re going to pay.” Ik sta even perplex, wil er nog tegenin gaan, maar bedenk me ook dat het waarschijnlijk geen nut zal hebben. ‘Wow’, denk ik bij mezelf en terwijl ik me aan het beraden ben over een manier om deze geste goed te maken, wordt duidelijk dat de familie nog even terug naar hun hotel moet. Ze zijn namelijk net gearriveerd en er moeten nog een aantal zaakjes geregeld worden. Ik vervolg mijn tocht die dag als ‘one man band’ en besluit naar Honky Tonk Central te gaan. Een countrybar dat aan een kruispunt is gevestigd. Een kruispunt waarop ik met Google Maps al honderdveertig keer heb gestaan. Minutenlang turend en denkend aan het moment dat ik er zou zijn. Ik ben er nu. Het bevatten lukt me niet, maar als ik te lang op het zebrapad sta te kijken naar het plaatje van Google Maps, word ik opgeschrikt door een luide toeter van een auto. ‘Ja Tompie, dat stoplicht is inmiddels klaar met aftellen’, schiet door mijn hoofd. Een welgemeend “Sorry!” en een klein sprintje volgen. De oer-Hollandse sorry heeft zowaar op dat moment plaats gemaakt voor een sorry met een Amerikaanse tongval. Ik ben immers al vijf dagen ‘the land of the free’. Ik bestel wederom een Bud Light, want waarom iets veranderen wat goed bevalt? Het is druk in Honky Tonk Central en ik weet me een plekje aan de bar te bemachtigen. Schouder aan schouder met onbekenden, maar tevens allemaal mogelijkheden om van onbekenden bekenden te maken. Ik raak aan de praat met een stelletje uit Pittsburgh…

Deel 3 van ‘de vergeten onvergetelijke ontmoeting’ zal binnenkort verschijnen, houd hiervoor de website en Facebookpagina van ‘Tom schrijft’ goed in de gaten!

Deel 1: ‘Glooperdiehot’

Ik heb nooit onder stoelen of banken geschoven dat ik een enorme liefhebber ben van countrymuziek. Sterker nog, ik ben er zelfs trots op. Onderweg naar het werk luister ik op woensdagochtend naar ‘Write It Down’ van countrykoning George Strait. Even daarvoor app ik met een vriend uit New York, Mark Louis Pate. Ik vraag me af hoe het met hem gaat in quarantainetijd. Zijn stad wordt immers hard getroffen door het coronavirus. De woorden van George dringen door als ik voor het stoplicht richting Roden sta: ‘Write it down’. Ik neem het advies ter harte. Ik bedenk me dat ik eigenlijk mijn eerste dag in Nashville eens op zou moeten schrijven. Dat is tevens de dag waarop ik Mark heb ontmoet. Het is Marks ‘favorite story to tell people’. Waarmee hij doelt op de wijze waarop wij elkaar ontmoet hebben. Ga er maar even goed voor zitten. Iedere keer als ik dit verhaal namelijk vertel, dan kan ik vaak zelf de samenloop van omstandigheden ook maar nauwelijks bevatten.

Het begint op een koude zondagavond in februari 2017 aan het Damsterdiep in Groningen. Ik zit verloren op de bank. Op dat moment zit ik tussen twee banen in en ik weet niet precies welke koers ik ga varen. Ik besluit de stoute schoenen aan te trekken en boek ik een vlucht naar Chicago. Voor zover ik me het kan herinneren, hunker ik al naar een bezoekje aan Amerika. Voor de eerste drie dagen boek ik een Airbnb in de ‘Windy City’ en aldaar start mijn American Dream en de zoektocht naar bevestiging, want is countrymuziek nu echt zo mooi als ik denk? Daarvoor moet je natuurlijk niet in Chicago zijn. Hoewel ik in de eerste drie dagen van mijn reis toch verliefd word op de stad aan Michigan Lake, stap ik vol zelfvertrouwen in een Greyhound richting Nashville. Via Indianapolis en Louisville, beland ik na elf uur in een bus met jankende koters op een regenachtige zomeravond in de countryhoofdstad van de wereld, Nashville.

Het plenst en ik sta met de geleende koffer van mijn broer en mijn goeie gedrag op het Greyhoundstation van Nashville. Heel in de verte zie ik met een beetje fantasie de contouren van het ‘Batman-gebouw’ van telecomprovider AT&T. Over de trip met de Greyhound alleen al kan ik een boek schrijven, maar dat laat ik even liggen voor een later moment. Iedereen die wel eens in een Greyhound heeft gezeten, kan zich voorstellen waar ik het over heb. Ik sta dus naast mijn koffertje te luisteren naar de regendruppels die op het asfalt kletteren. Voorbereid als ik ben, heb ik eigenlijk geen idee waar ik naartoe moet op dat moment. De navigatie van de Uberapp laat mij even later op deze zompige, donkere avond ook nog in de steek. Ik kan de ‘Uberdriver’ die op de app staat aangegeven namelijk niet vinden. Hopeloos slenter ik heen en weer over een groot kruispunt en word ik bedolven onder het hemelwater. Na twintig minuten heen en weer gerend, geschuild en gescholden te hebben, stap ik helemaal doorweekt in de Uber. Ik spuw nog even wat gal uit richting de Uberdriver over die klotenapp waar hij aan verbonden is en een kleine twintig minuten later stap ik zeiknat mijn Airbnb binnen. De bewoners kijken verrassend op als ze ’the drowned Dutchy’ zien binnenstappen. Ze zijn gezellig een spelletje aan het doen en ze vragen of ik mee wil doen. Ik sla over. Na die – elf uur durende en enerverende – busrit en het doelloos oversteken van het kruispunt, pak ik een douche en kruip ik onder de wol.

De volgende dag ga ik op tijd op verkenning en dan heb ik mijn energie wel nodig. Met de kenmerkende klanken van ontelbare krekels op de achtergrond, kruip ik onder het rode laken van het tweepersoonsbed dat voor mij is gereserveerd. De volgende dag begin ik met een kommetje cornflakes en melk, waardoor ik me zowaar een beetje Amerikaan voel. Als het eenmaal in het verticale systeem is gekieperd, bestel ik een Uber richting ‘Broadway’. De straat waar het allemaal gebeurt in Nashville. Ik stap uit en zoek een ontbijttentje. Het is tien uur in de ochtend en het is lekker weer. Een graadje of zeventien en een beetje bewolkt. De grote plassen op de stoep zijn de laatste, stille overblijfselen van de storm van gisteravond. Na een wandeling van vijf minuten sta ik voor ‘Another Broken Egg’. Als ik iemand een ontbijttentje in Nashville moet aanraden, dan zal ik voordat iemand zijn of haar vraag afmaakt ‘Another Broken Egg’ zeggen. Wat een tent. Vijf minuutjes sta ik in de rij en ik blijk geluk te hebben dat ik alleen ben. Waar je normaal gesproken bij dit restaurant op een uur wachttijd kunt rekenen, mag Tompie direct aan een eenpersoonstafeltje plaatsnemen. Broodjes, kip met saus, ei, aardappeltjes en onbeperkt koffie worden voorgeschoteld. By far het beste ontbijt ooit. Die kip. Op het moment dat ik erover schrijf, loopt het water me alweer in de mond.

Als ik twintig seconden naar bovenstaande foto heb gestaard en het kwijl van mijn spatiebalk heb geveegd, denk ik aan dat extra kopje koffie die ik ’to go’ meeneem. Een beslissing waarvan ik op het moment dat ik het maak al spijt heb. Ik heb immers al een grote mok of drie van het laxeermiddel op en ik kan eigenlijk geen koffie meer zien. Ik bedank de aardige ober evengoed voor de megakoffie to go en loop met een vaas in mijn hand over straat. Op de hoek van een kruispunt zit een dakloze en lichamelijk beperkte man met een oude, grijze pet op waarvan de letters door de jaren heen zijn vervaagd. Ik vraag hem of ik hem kan verblijden met een vers kopje koffie en ik zie een glinstering in zijn ogen. Het komt goed terecht. Ik waarschuw hem nog voor het feit dat het ‘glooperdiehot’ is en na een ‘God bless you, son!’, loop ik volgetankt met koffie en goede karma weer richting Broadway.  We zijn inmiddels een uur verder en ik loop langs boots stores, restaurants en cafeetjes. Het is 11:00 uur ’s ochtends en in de meeste kroegjes staan de muzikanten al live te spelen. Ik kijk naar binnen bij ‘Crazy Town’. De muziek die uit de keel van Stuart Clawson komt, klinkt goed en aan de linkerkant zit een familie van ongeveer acht personen die het heel erg naar hun zin hebben. Ik besluit naar binnen te gaan….

Deel 2 zal binnenkort verschijnen, houd hiervoor de website en Facebookpagina van ‘Tom schrijft’ goed in de gaten!

Ik wil jullie graag eventjes meenemen naar een week of vier geleden. In een wereld van onbegrensde mogelijkheden ben ik op bezoek bij mijn allerbeste maat, Maikel. Hij woont inmiddels bijna een jaar in de stad Banff in Canada. De ‘Johnston Canyon Trail’ is de eerste wandeling die we maken in de weerzinwekkende natuur waar het land om bekend staat. Als we even uit zitten te rusten op een bankje, bepalen Maikel en ik wat het plan is voor de volgende dag. Ik vertel hem dat het me fantastisch zou lijken om met een zieke pick-up truck door de bergen te toeren. We bekijken vervolgens een aantal websites, maar vinden helaas geen bedrijf die mijn droomauto aanbiedt, een Chevy Silverado. Wel een Ford F150. Dat is ook een pick-up, maar één die voor mijn gevoel niet in de buurt komt van een Silverado. We besluiten het er echter mee te doen en reserveren de Ford. De volgende dag lopen we naar het kantoor van Enterprise.eu. Het zit gevestigd in een hotel, waar de skiërs en snowboarders af en aan lopen. De grote lobby met de fonkelende open haard en een prachtige sofa als blikvangers, lijkt wel het decor van een film. We moeten wachten en ik besluit op de beige bank plaats te nemen. Het hout in de open haard knispert. Fabelachtige sferen. Als de man van Enterprise arriveert, heeft hij slecht nieuws: “Sorry, but unfortunately we don’t have the Ford anymore.” Geen Ford F150 dus, terwijl we die gewoon hebben gereserveerd. Het slechte nieuws wordt echter gauw opgevolgd met: “But we have a red Chevrolet Silverado. How do you like that?” Ik kijk hem ietwat argwanend aan en zeg dat hij vast een grapje met ons uithaalt. Zijn strakke blik verandert echter geen moment en stiekem kan ik mijn geluk niet op. Als we achter de man aan lopen richting de liften van het hotel, probeer ik mijn enthousiasme in bedwang te houden. We stappen de lift uit en staan in de parkeergarage van het hotel. In mijn linkerooghoek zie ik al iets glinsteren. De neus van de rode Chevy steekt het parkeervak uit. Wat een bakbeest. Die dag rijden we onder het genot van Kenny Chesney’s ‘Get Along’ in mijn droomauto door de Canadian Rockies. De vrijheid die ik op dat moment voel, is onbeschrijflijk. Nu, een dikke maand later ziet de wereld er heel anders uit. Vanwege de coronacrisis ligt de gehele maatschappij zo goed als plat. Geen vluchten naar verre oorden, geen diner bij je favoriete restaurant en geen biertje drinken met je vrienden. Laat staan met die vriend die woonachtig is aan de andere kant van de wereld. Iedereen zit zoveel mogelijk thuis en alleen al denken aan je vakantie van deze zomer, doet je schuldig voelen. Vrijheid is op dit moment even heel betrekkelijk. Als ik er nu bij nadenk, kan ik me het maar moeilijk voorstellen dat ik kort geleden nog tegen Maikel zei dat hij wakker moest blijven. Al was dat na een aantal ‘double rum and cokes’ in de Rose & Crown een beetje lastig voor hem. Ik denk eraan terug, omdat vandaag de dag is van de bevrijding van deze regio. Op 13 april 1945 bevrijden de Canadezen nota bene het gebied waar ik nu woon en dus denk ik bij het ophangen van de Nederlandse vlag aan de vrijheid. De vrijheid die ik dankzij hen geniet. Dankzij hen heb ik in een felrode Chevy Silverado door hun Canadian Rockies gereden. Ondanks de beperkingen, toch iets om bij stil te staan vandaag. Vanaf de bank in Drenthe, Tom Meijers.

Bijzondere COVID-19,

Je duikt voor het eerst op in de Chinese stad genaamd Wuhan. Als klein virusje verspreid je je over het land dat over een bevolking van ruim 1,3 miljard mensen beschikt. Maatregelen worden er getroffen, maar het blijkt te laat. Als een olievlek verspreid je je over de hele wereld. Je besmet steeds meer mensen en blijkt lastig uit het veld te slaan. Zeg maar gerust, niet uit het veld te slaan. We zijn niet tegen je opgewassen. Nog niet in ieder geval. Het gaat op een gegeven moment vlug en voordat men er erg in heeft, zijn ook de eerste Europeanen besmet. Vooral de Italiaanse bevolking wordt hard getroffen. In de Italiaanse samenleving wonen veel ouders bij hun kinderen in. Eén van de vele verklaringen voor het buiten proportionele aantal doden ten gevolge van jou in het land van de pasta en pizza.

Je hebt meerdere landen inmiddels helemaal platgelegd en dat is nog maar het begin. Mensen zingen vanaf kenmerkende Italiaanse balkonnetjes liedjes om elkaar door de quarantainetijd heen te zingen. Nederlanders spreken op een avond af om te klappen voor het zorgpersoneel dat vanwege jou overuren draait. Dat onze minister van Medische Zorg en Sport tijdens een debat in elkaar zakt, komt door jou. Oververmoeidheid. Die man werkt dag en nacht om jou te bestrijden. Hij heeft inmiddels zijn ontslag ingediend en die heeft de Koning hem verleend. Ben je daar nou trots op?

Terug naar twee weken geleden. In Nederland grappen we over je. Corona doet ons vooral denken aan die Mexicaanse longneck met een limoentje. Lekker man. Memes worden over je bedacht, gemaakt en gedeeld. Grappig, maar je bent voor ons vooral een ver-van-ons-bed-show. Twee weken daarvoor, als je alleen nog maar aan de andere kant van de wereld bent, worden leden van onze samenleving met welke Aziatische uitstraling dan ook gediscrimineerd, nagekeken en uitgescholden. Een radio-dj denkt grappig te zijn met een liedje ‘Voorkomen is beter dan Chinezen’. En nu? Ik heb nog geen nieuwe versie gehoord. ‘Voorkomen is beter dan doodgaan’ misschien een optie?

En nu je hier bent, tref je ‘ons’ ook en daar hebben we moeite mee. Nu ligt niet alleen die onbekende Chinees, maar ook opa Henk op de intensive care. Nu mag niet alleen een Chinees meisje niet meer op bezoek bij haar oma, maar ook Liesje kan een bezoekje aan haar favoriete oma Toos vergeten. Door deze sta-naast-ons-bed-show gaat praktisch niemand meer de deur uit in angst om zelf besmet te geraken.

Je hebt de wereld ziek gemaakt en je hebt duidelijk gemaakt dat we je serieus moeten nemen. Daarom wil ik iedereen op het hart drukken dat ze de maatregelen van de overheid serieus moeten nemen. Heb je lichte verkoudheidsklachten? Ga de deur niet uit. Probeer verspreiding tegen te gaan en besmetting te voorkomen door sociale contacten te mijden. Wees in de supermarkt niet egoïstisch. Gun elkaar die toiletrol. Help elkaar en als iemand hoest, kijk niet vies om. Heb bovenal respect en wees dankbaar voor de mensen die de samenleving draaiend houden. Mensen in de zorg, het onderwijs, supermarktmedewerkers, politieagenten, ambulancepersoneel en de rest. Hulde voor hen.

Bijzondere COVID-19, nu je van klein griepvirusje bent veranderd in een wereldwijde pandemie, wil graag nog ik één ding tegen je zeggen: “Ga alsjeblieft weg. Rot op!”

Als aangeschoten wild storten de leeuwinnen na het laatste fluitsignaal ter aarde. Ze zijn verslagen. ‘Onze jacht’ is geëindigd met een kogel in de rug. Het heeft niet zo mogen zijn. En is dat erg? Nee, natuurlijk niet. Het is logisch dat je een finale wilt winnen. Een finale wil je altijd winnen, ook al is het idee alleen al surrealistisch. In een finale heb je altijd een kans.

Natuurlijk ligt het niveau beduidend lager dan bij het mannenvoetbal. Je zou het niveau van een wedstrijd tussen Kameroen en Nieuw Zeeland op het WK Vrouwenvoetbal ook elke zondagavond op RTV Drenthe kunnen kijken tijdens ‘Onze Club’. Een programma waarin amateurvoetballers als Freddy Frikandel wekelijks shinen. Maar is het eerlijk om vrouwenvoetbal met mannenvoetbal te vergelijken? Nee. Sinds een aantal jaren groeit het vrouwenvoetbal en wint het aan populariteit. Mannen voetballen al meer dan een eeuw. Als ik iemand dan hoor zeggen dat het nergens op lijkt, dan zijn ze toch echt appels met peren aan het vergelijken. Iemand die al 70 jaar een sigaar rookt heeft daar ook minder moeite mee dan iemand die pas is begonnen.

Gedurende hun jacht op de wereldbeker verslinden de leeuwinnen tegenstander na tegenstander. Ze zijn te sterk voor achtereenvolgens Nieuw-Zeeland, Kameroen, Canada, Japan, Italië en Zweden. Soms met redelijk voetbal, soms op karakter. En is dat erg? Nee, natuurlijk niet. Het maakt een team eerder completer. In de finale is het een ander verhaal. Vanaf minuut één is grootmacht Amerika de bovenliggende partij en onze leeuwinnen zijn dit keer de prooi. In de achtenvijftigste minuut worden de leeuwinnen gegrepen. Een stroper genaamd de VAR schiet hen neer. De Amerikanen worden bijgestaan en Oranje krijgt een penalty, in plaats van een corner, tegen. Via de elfmeter van Megan Rapinoe en een afstandsschot van Rose Lavelle wordt de droom van onze leeuwinnen gedood.

En is dat erg? Nee, natuurlijk niet. De leeuwinnen zijn een prachtige ervaring rijker, zullen als team gegroeid zijn en hebben daarnaast een schitterend wereldkampioenschap gespeeld. Zij waren de prooi en de Verenigde Staten had honger. Zo gaat dat. Volgend jaar staat er weer een mooi toernooi voor ze op het programma, de Olympische Spelen. Hopelijk staat er dan weer een affiche tussen deze ploegen op het programma en wat zullen de Oranjeleeuwinnen dan een honger hebben.